MTEB-NL
Collection
Massive Text Embedding Benchmark for Dutch. Check https://github.com/nikolay-banar/mteb-nl-dev to evaluate your models.
•
26 items
•
Updated
•
2
cloi
string | abstract
string | title
string | org_discipline
list |
---|---|---|---|
c:vabb:135780
|
Dit artikel kwarn tot stand door de auteur's verwondering over de regelmatig herhaalde uitspraak van Ben Crabbé (presentator van BLOKKEN) dat "een speler, die voor de tweede keer het spel BLOKKEN speelt, vaak verliest". Deze uitspraak wordt gelnterpreteerd en probabilistisch bestudeerd. Hiertoe wordt een compleet probabilistisch model van het spel BLOKKEN gegeven, incl. expliciete formules voor de diverse kansen. We tonen aan dat bovenstaande uitspraak, maar gelnterpreteerd in de zin van "de fractie van de spellen waarin dit voorkornt" (en niet t.o.v. de spelerskansen) correct is.
|
Probabilistisch model van het spel Blokken van TV1 en het vermoeden van Ben Crabbé
|
[
"Social Sciences (General)",
"Sociology",
"Other Disciplines",
"Educational Sciences",
"Economics & Business"
] |
c:vabb:140602
|
Dit boek van de Nederlandse Stichting Techniek en Marketing wil inzicht verschaffen in de wijze waarop de marketingfunctie kan bijdragen in de groei van de onderneming. Waardecreatie en meer specifiek de creatie van klantenwaarde is niet meer weg te denken uit het jargon van de industriële marketeer. Ondernemingen in businessmarkten hebben sinds de jaren tachtig vele inspanningen geleverd om de eigen organisatie meer marktgedreven te maken. De focus kan niet enkel op technologie en technologieontwikkeling liggen. Het aanleveren van oplossingen voor huidige en latente problemen komt centraal te staan voor de klant. Een dergelijke instelling creëert een dynamiek in de eigen organisatie die gericht is op vernieuwing en vooruitgang. Hoewel het eenvoudig klinkt, lijkt de implementatie niet vanzelfsprekend. Dit boek heeft de ambitie om de problematiek van waardecreatie voor klanten grondig te bespreken en een roadmap aan te reiken voor de industriële onderneming die op zoek is naar de creatie van meerwaarde voor klanten. Het biedt geen nieuwe marketingtools aan maar wil een perspectief bieden op de creatie van meerwaarde voor klanten. Dit impliceert dat ondernemingen niet zozeer andere marketingtechnieken moeten toepassen maar wel dat de technieken die voorhanden zijn, moeten worden toegepast vanuit een ander perspectief, wat het ‘gedrag’ van de onderneming op een duurzame manier zal veranderen. Dit boek richt zich tot managers van industriële bedrijven die zich willen onderscheiden of hun comfortabele positie in de markt wensen te versterken. Het boek is een strategisch marketingboek maar richt zich niet enkel tot marketingmanagers maar tot iedereen in de organisatie die de waardecreatie voor zijn klanten wenst te vergroten. Het boek is specifiek geënt op de context van business-to-business-markten, vooral van de industriële bedrijven.
|
Waardecreatie en innovatie in de industrie: nieuwe denkkaders versus oude gewoonten
|
[
"Economics & Business"
] |
c:vabb:141802
|
Om de constructie van institutionele identiteit te analyseren in een uitgebreid corpus, wordt een combinatie van twee methodologieën voorgesteld. De kwantitatieve methode steunt op een zorgvuldige pronomina-analyse. De resultaten tonen dat er een beperkt aantal speeches hoog scoren en hiervan wordt dus verwacht dat ze een uitgesproken identiteitsopbouw bevatten. Deze speeches worden geselecteerd en verder onderworpen aan een kwalitatieve analyse. Hieruit blijkt dat de sprekers aan de hand van drie technieken institutionele identiteit construeren: duidelijke identificatie met het bedrijf, bedrijfsvoorstelling met aandacht voor de naam van de organisatie en het breed uitmeten van de kwaliteit van de onderneming. Deze suggestie van perfectie wordt beschermd door het vermijden van identificatie in negatieve contexten.
|
Hoe creëren sprekers een positieve bedrijfsidentiteit?
|
[
"Linguistics",
"Humanities (General)"
] |
c:vabb:145083
|
In dit artikel wordt ingegaan op de vraag in welke mate er door de Belgische bedrijven die rapporteren volgens het volledige schema, aan winststuring werd gedaan via het voorzieningenbeleid tijdens de periode van 1997 tot 2002. De resultaten geven geen enkel bewijs dat de bedrijven wel degelijk door het aanleggen of terugnemen van voorzieningen komen tot een zekere "resultaatafvlakking". Evenmin wijzen de resultaten erop dat de ondernemingen gebruik zouden maken van "druipnat boekhouden", en dus niet meer voorzieningen toekennen wanneer er een daling is van het winstcijfer.
|
Winststuring door Belgische ondernemingen via het voorzieningenbeleid
|
[
"Economics & Business",
"Political Sciences"
] |
c:vabb:146994
|
Er is, in Vlaanderen en in Europa, toenemende behoefte aan de evaluatie van het milieubeleid. Zijn de inspanningen van burgers, bedrijven en overheid effectief? Is al dat beleid procesmatig en organisatorisch goed vormgegeven? Is er dus, op dat snel groeiende terrein van het milieubeleid, sprake van ‘good governance’?<br><br> <strong>Milieubeleidsevaluatie: waarom, wat en hoe?</strong> <br><br> Milieubeleidsevaluatie is in Vlaanderen relatief nieuw, maar wordt steeds belangrijker. Het gevolg is een behoefte aan kennis en vooral aan praktische informatie. Dit vademecum biedt, in reactie daarop, een praktisch inzicht in het waarom, wat en hoe van evaluatie van milieubeleid. <br><br> Het vademecum helpt evaluatievragen beantwoorden. Evaluatievragen worden systematisch doorgeleid naar evaluatiemethoden. De methoden die toegelicht worden, zijn inzetbaar voor verschillende vormen van evaluatieonderzoek. Ze zijn bovendien toegesneden op het milieubeleid, een terrein met eigen kenmerken. <br><br> Het vademecum telt vier hoofdstukken. Wie weinig vertrouwd is met beleidsevaluatie vindt in hoofdstuk 1 een grondige inleiding: op beleid, beleidsevaluatie, de ontwikkelingen daarin en de grenzen daarvan. Hoofdstuk 2 bevat een uitvoerige en geordende lijst van vragen die aan de basis liggen van beleidsevaluatieonderzoek. Vanuit die vragen wordt de lezer systematisch doorgeleid naar een brede waaier aan methoden, die in hoofdstuk 3 nader worden toegelicht. Enkele van de methoden, namelijk die methoden waarmee de auteurs de meeste ervaring hebben, worden in hoofdstuk 4 in detail beschreven en toegelicht. <br><br> <strong>Voor al wie betrokken is bij milieubeleidsevaluatie</strong><br><br> Dit vademecum is geschreven door onderzoekers van het Steunpunt Milieubeleidswetenschappen, in overleg met vertegenwoordigers van de Vlaamse milieuoverheid. <br><br> Dit boek is gericht op diegenen die, als beleidsmaker, onderzoeker of anderszins, bij de evaluatie van het milieubeleid betrokken zijn. Het vademecum is praktisch inzetbaar wanneer wordt overwogen een evaluatie van (een deel van) het milieubeleid op te zetten, wanneer een offerteverzoek voor een evaluatieonderzoek wordt geschreven, en wanneer evaluatieonderzoek wordt begeleid.
|
Vademecum milieubeleidsevaluatie
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:147640
|
Statistiek boezemt onterecht vele studenten angst in. Dit open leerpakket is een inleiding in de statistiek die gecombineerd wordt met toepassingen uit softwareprogramma 's, enerzijds SPSS en anderzijds rekenbladtoepassingen zoals Calc en Excel. De voorbeelden en oefeningen zijn gegrepen uit de sociale wetenschappen en menswetenschappen.
|
Openleerpakket beschrijvende statistiek: principes en toepassingen met SPSS en rekenbladen
|
[
"Political Sciences",
"Social Sciences (General)",
"Sociology",
"Educational Sciences",
"Communication Studies"
] |
c:vabb:147986
|
In de discussie over de multiculturele samenleving wordt het belang van het onderwijs als voorwaarde voor volwaardig burgerschap meer dan ooit gepropageerd. Ondanks de vele inspanningen blijft het Vlaamse onderwijs worstelen met de vraag hoe het beter zou kunnen omgaan met sociale en culturele ongelijkheid. Het is één van de grote pijnpunten dat de democratisering van het onderwijs aan de etnische minderheden lijkt voorbij te gaan. Het debat hierover blijft echter vaak in algemeenheden steken of laat gepolariseerde ideologisch gekleurde stellingnamen zien. Om dit te overstijgen moet de discussie over beleidsvorming gevoed worden door wetenschappelijke feitenkennis en argumenten. Dit boek wil op dit punt een bijdrage leveren.<br><br> Twee hoofdstukken werden geschreven door HIVA-medewerkers, m.n. de bijdrage <strong>'Levenslang en levensbreed leren in een immigratiesamenleving'</strong> door Katleen De Rick en de bijdrage <strong>'Etnische segregatie in het onderwijs: horen, zien en zwijgen?'</strong> door Ella Desmedt en Ides Nicaise.
|
Onderwijs onderweg in de immigratiesamenleving
|
[
"Political Sciences",
"Psychology",
"Social Sciences (General)",
"Sociology",
"Philosophy",
"Other Disciplines",
"Educational Sciences",
"Linguistics",
"Humanities (General)"
] |
c:vabb:148312
|
Het boek bevat acht gevalstudies over Vlaamse en Nederlandse stadsinnovatieprojecten. Het gaat om zeer gerichte, bijna chirurgische ingrepen in goed afgebakende delen van de stad die tot doel hebben een herbestemming te geven aan verziekte, desolate, verpauperde en vaak onderbenutte plekken in de stad. In dit boek wordt vooral aandacht besteed aan projecten die zich toespitsen op gebieden waar de problemen worden veroorzaakt door een teloorgang van economische activiteiten. Die evolutie leidt meestal tot een (af)remming van de stedelijke ontwikkeling. Vooral op buurtniveau zijn dergelijke catastrofes zichtbaar (leegstaande fabriekspanden, vervuilde oppervlaktes, tanende economische randactiviteiten en culturele trefpunten).
Stedelijke industriële sites
In diverse Vlaamse en Nederlandse steden hebben zich tot het midden van de twintigste eeuw diverse industriële activiteiten ontwikkeld. Om in de maatschappelijke behoeften van zowel de bedrijven als de werknemers te voorzien, genereerden deze economische inplantingen ook tal van additionele infrastructuurwerken en nutsvoorzieningen: scholen, recreatieve centra, gezondsheidsvoorzieningen, toegangswegen, openbaar vervoer, enzovoort. De industriële sites vormden als dusdanig een belangrijke motor voor de toenmalige stadsontwikkeling.
Waterfronts
Naast de stedelijke industriële sites zijn er de havengebonden activiteiten, de waterfronts. Heel wat Vlaamse en Nederlandse steden zijn heuse watersteden. Hun ligging aan de kust, een natuurlijke waterweg of een kanaal heeft de keuze van hun economische activiteiten ongetwijfeld beïnvloed. Ook hier zien we dat het opstarten en uitbouwen van haven- en transportgebonden activiteiten diverse invloeden heeft op de integrale en buurtgerichte ontwikkeling van de stad. Rondom de dokken, loskaaien en pakhuizen onstaan woonwijken, scholen, nieuwe economische activiteiten (bv. horeca) en recreatieve voorzieningen.
Stadsinnovatieprojecten aansturen
Kunnen steden en stadsbesturen de hiervoor geschetste neerwaartse spiraal keren? Welke initiatieven kunnen ze nemen om de zieke plekken in de stad opnieuw gezond te maken? En vooral: hoe kunnen stadsbesturen en politieke en ambtelijke beleidsverantwoordelijken dit aansturen en managen? Wat zijn de ervaringen en wat leren we hieruit? Waren de projecten succesvol of niet? Wat zijn de valkuilen, wolfijzers en schietgeweren? Dit boek verzamelt een aantal mogelijke antwoorden op deze en andere vragen die rijzen bij de uitwerking van stadsinnovatieprojecten.
|
Stadsinnovatie: herbruik is herwaarderen ... op zoek naar succesvolle managementpraktijken
|
[
"Economics & Business",
"Sociology",
"Political Sciences",
"Art History"
] |
c:vabb:148590
|
Het Trefil Arbedproject is ontstaan vanuit een concrete visie en doelstelling. Anderzijds is het geen project dat deel uitmaakte van een ruimer project of van een strikt financieringsprogramma. Het is grotendeels organisch gegroeid vanuit de moeilijkheden die zich voordeden en de kansen die zich aanboden. Een van de gevolgen daarvan is dat het project gekenmerkt wordt door relatief flexiebele plannings en implementatieprocessen en dat het op die manier ruimte laat voor vernieuwing. De meeste leereffecten zijn dan ook ontstaan uit toevalligheden, maar ze bieden wel perspectieven op lange termijn.
|
De ontwikkeling van de Trefil Arbedsite te Gent: zorgvuldig ruimtegebruik als motor voor stadsvernieuwing
|
[
"Economics & Business",
"Political Sciences"
] |
c:vabb:149302
|
Dit overzichtswerk belicht het leven van de Romeinse jeugd en de visie van de antieke auteurs op deze levensfase. Zowel het (Latijnse) Westen als het (Griekse) Oosten komen aan bod. Literaire, epigrafische en papyrologische bronnen worden voortdurend in de discussie betrokken, naast iconografisch materiaal. Als domeinen worden behandeld: antieke levensindelingen en faseringen, terminologie en kenmerken, minderjarigheid-meerderjarigheid in het Romeinse recht, overgangsriten, antieke geneeskunde en jeugd, opvoeding en onderwijs, beroepen en verantwoordelijkheden, jeugdverenigingen, jeugdig gedrag,huwelijke en seksualiteit, jeugd in het vroege christendom. Tot besluit wordt een gebalanceerd oordeel geveld in de controverse over het al dan niet bestaan van een jeugdcultuur in het Imperium Romanum.
|
Jeugd in het Romeinse Rijk: jonge jaren, wilde haren?
|
[
"History",
"Humanities (General)"
] |
c:vabb:150552
|
Antwerpen: het centraal-statuib, een spoorwegkathedraal
|
Antwerpen: het Centraal-Station, een spoorwegkathedraal
|
[
"History",
"Art History"
] |
c:vabb:150693
|
De ombudsman is een vaste waarde geworden in onze samenleving. Waar staat hij evenwel in de relatie tussen het bestuur en de buitenlandse burger die toegang wenst tot het grondgebied, er wil verblijven, zich vestigen of die het land dient te verlaten? Welke zijn de moeilijkheden die de buitenlandse onderdaan hierbij ervaart? Hoe verzoent de tussenkomst van de ombudsman zich met deze van maatschappelijke werkers, niet-gouvernementele organisaties of advocaten? Welke is zijn meerwaarde? Wat is de houding van de administratie ten aanzien van deze gesprekspartners? Dit is een greep uit de vragen die aan bod zullen komen op de studiedag waarbij eveneens aandacht zal worden geschonken aan de meest recente ontwikkelingen in het vreemdelingenrecht.
|
Ombudsdiensten en vreemdelingen
|
[
"Law"
] |
c:vabb:152877
|
Situering Het proces van doctoreren is zowel vanuit economisch als vanuit HRM-standpunt een gebeuren met een belangrijke impact. Een kwaliteitsvol proces van doctoreren is in de eerste plaats van belang voor de loopbaan en de ontwikkeling van de jonge onderzoekers zelf. Daarnaast vormt de bijdrage geleverd door de vorming van doctorandi een belangrijk onderdeel van het wetenschappelijk onderzoek, en niet in het minst voor de kwaliteitsvolle opbouw van de Vlaamse kenniseconomie, gesteund op vernieuwend onderzoek. Zowel de realisatie van de Europese Onderzoeksruimte in het Europa van de kennis, als het behalen van de Lissabon-norm vergen een drastische stijging van het aantalactieve vorsers. Ook Vlaanderen heeft nood aan voldoende hoog gekwalificeerde onderzoekers om zijn ambitie als kenniseconomie te kunnen waarmaken. Zowel via een verhoging van de instroom en begeleidingscapaciteit, als via een geheel van maatregelen ter verbetering van de efficiëntie van het proces kan de vraag naar meer gepromoveerden worden aangepakt. Dit laatste is dus vanuit meer dan één oogpunt een belangrijk aandachtspunt. Met het onderzoeksproject 'Doctoreren aan Vlaamse universiteiten 1991-2002' nam de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid het verloop van en de determinerende parameters voor doctoreren aan Vlaamse universiteiten onder de loep en verschafte hierin een beter inzicht. De analyse beoogde o.m. in kaart te brengen in welke mate junioronderzoekers een doctoraat behalen, wat hierin de bepalende factoren zijn, wat de doorsnee duur van een doctoraatsperiode is. Voormelde VRWB-onderzoeksopdracht sloot aan bij een analoge studie uitgevoerd voor de K.U.Leuven en de UGent voor de periode 1984-1997, in het kader van het Programma Beleidsgericht Onderzoek (PBO). De VRWB hernam de eerdere studie onder de vorm van een verlenging van de observatietijd en een uitbreiding van de onderzochte populatie door alle Vlaamse universiteiten in de studie te betrekken. Een interuniversitair samengestelde stuurgroep bereidde het project voor en stond in voor de begeleiding van het onderzoek. Het onderzoek werd uitgevoerd door het Centrum voor Wetenschaps- en Technologie Studies (CWTS) van de Universiteit Leiden, dat ook de data-analyse voor de PBO-studie had verricht. Om een goede aansluiting op de resultaten uit de voorgaande studie te verzekeren, werd dezelfde methodologie van gegevensverzameling en verwerking behouden. De door de vijf betrokken universiteiten opgestelde 'facultaire clusters' lieten toe om alle onderzoekers op een vergelijkbare wijze in een 'faculteit' onder te brengen.
|
Doctoreren aan Vlaamse universiteiten, 1991-2002
|
[
"Political Sciences",
"Other Disciplines",
"Sociology",
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:153113
|
Artikelen over het essay 'Over vrijheid' (1859) van de Britse filosoof en econoom John Stuart Mill (1806-1873).
|
150 jaar On Liberty
|
[
"Philosophy",
"Other Disciplines"
] |
c:vabb:153147
|
De financiële crisis is nog lang niet voorbij. Terwijl de regering begonnen is aan een reeks kapitaalinjecties in de banken waarvan niemand het einde kan voorspellen, gaat het met de economie van kwaad naar erger. Het regent het ontslagen. Volgens de Vooruitgroep schieten de Belgische en Vlaamse overheden en politieke partijen zwaar tekort in hun politieke taak. Hun aanpak is er een van technisch beheer van de crisis met als uiteindelijke doelstelling het redden van de neoliberale economische orde. Politiek in tijden van crisis mag volgens ons niet alleen om beheer draaien. Er is de maatschappelijke vraag over het soort beheer of beleid dat we willen. Welke keuzes zijn mogelijk? Wie krijgt wat? En wie betaalt?
|
Alleen banken redden of ook eens over politiek praten?
|
[
"Art History",
"Sociology",
"Philosophy",
"Other Disciplines",
"Economics & Business"
] |
c:vabb:153497
|
In dit artikel wordt blik geworpen op de variëteit aan opleidingen voor de diverse ontwerpende en uitvoerende actoren die in de Belgische negentiende-eeuwse bouwsector actief waren. Sommigen onder hen waren effectief opgeleid als architect of ingenieur. Anderen kregen een eerder 'traditionele' opleiding op de werf en vervolledigden hun opleiding met behulp van avondlessen in (lokale) tekenscholen. Als reactie op de socio-economische veranderingen herzagen heel wat bestaande scholen in de tweede helft van de negentiende eeuw hun opleiding en ontwikkelden een meer 'toegepast' programma. Daarnaast kwamen meer radicale experimenten tot stand met ondermeer de creatie van nieuwe beroepsgerichte opleidingen. De Antwerpse situatie, als één van de vier Belgische negentiende-eeuwse grootsteden, wordt in dit artikel als casestudy uitgewerkt. Antwerpen, net als Brussel weliswaar meer getekend door 'neorenaissancestempels' dan 'neogotische', gaat in de loop van de negentiende eeuw expliciet zorg besteden aan haar stedelijk patrimonium, en had daarbij oog voor het ondersteunen van specifieke opleidingsinitiatieven.
|
Tussen theorie en praktijk: opleidingen in de bouwsector in het negentiende-eeuwse Antwerpen
|
[
"History",
"Art History"
] |
c:vabb:153633
|
Ruimtelijke beelden zijn alomtegenwoordig in de ruimtelijke planning en worden in structuurplannen vertaald in een kaart van de gewenste ruimtelijke structuur (GeRSt), die kan uitgroeien tot een soort icoon. Het gebruik van schematische modellenkaarten in structuurplannen is zeker lovenswaardig maar desalniettemin kunnen kanttekeningen gemaakt worden bij de cartografische weergave van de GeRSt. Aan de hand van de cartografische literatuur over modellenkaarten worden de afbeeldingen van de GeRSt in het RSV en de vijf Vlaamse provinciale structuurplannen onderzocht.
|
Over gerst en patatten: de cartografische weergave van de gewenste ruimtelijke structuur in Vlaanderen (België)
|
[
"Economics & Business",
"Other Disciplines",
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:153684
|
In dit artikel wordt een verruimde visie op armoede en armoedebestrijding gegeven. Deze vormt de basis voor 'goed sociaal werk' in het bijzonder voor mensen in armoede. Op basis van deze visie worden concrete bouwstenen aangereikt om verbindend en versterkend te werken met hulpvragers in armoede.
|
Zoeken naar krachtgericht hulpverlening in dialoog: over bind-kracht in armoede
|
[
"Communication Studies",
"Educational Sciences",
"Sociology"
] |
c:vabb:154599
|
Henri Storck memoreren presenteert de intellectuele en filmische erfenis van Henri Storck (1907-1999), de peetvader van de Belgische film. De films van deze rebelse cineast hebben steeds heel wat stof doen opwaaien en blijven telkens nieuwe generaties kijkers fascineren door hun onnavolgbare vermenging van eruditie, talent, stijl en politiek bewustzijn. Henri Storck memoreren biedt voor het eerst een langverwacht overzicht van Storcks werk, leven en filosofie. Meer dan twintig gewaardeerde auteurs reflecteren over het motto: 'Henri Storck, wat kunnen we leren van zijn oeuvre?' De gevarieerde bijdragen zijn niet onder één noemer te vatten en nemen diverse vormen aan: historische studies wisselen af met persoonlijk getinte essays, persoonlijke beschouwingen of anekdotes. Het boek, dat de levendigheid uitstraalt van een geanimeerd debat, geeft niet één, maar vele antwoorden op de vragen opgeroepen door zijn rijke oeuvre. Daarnaast is het ook een mooi geïllustreerd referentiewerk dat een overzicht bevat van al de films van Henri Storck en vele ongekende foto's uit het archief. De originaliteit en toegankelijkheid van de beschreven visie(s), de interessante case studies en de goed gekozen voorbeelden uit zijn werk maken dit boek relevant en aantrekkelijk voor een brede doelgroep van geïnteresseerden uit onderwijs, kunst en cultuur. Henri Storck memoreren werd samengesteld door filmwetenschappers Johan Swinnen en Luc Deneulin en biedt een unieke staalkaart van essayistiek en een caleidoscopische confrontatie van Henri Storck met zijn commentatoren. Samen met een keur van enthousiaste auteurs hebben de samenstellers een mooi en prikkelend naslagwerk gemaakt over de mythische cineast van de hoop! Auteurs: Arno Jacqueline Aubenas Tamara Berghmans Daniël Biltereyst Robbe de Herdt Luc de Heusch Luc Deneulin Natacha Derycke Hubert Dethier Willem Elias Vincent Geens Ronald Geerts Bert Hogenkamp Yves Knockaert Sylvain Loccufier Ernest Mathijs Ian Mundell Sandra Schillemans Raoul Servais Rik Stallaerts Henri Storck Johan Swinnen Eric Ubben Patrick Vanslambrouck
|
Henri Storck memoreren
|
[
"Educational Sciences",
"Communication Studies",
"Art History"
] |
c:vabb:155795
|
Hoe is Gods aanwezigheid te denken, laat staan te ervaren, in een wereld die door en door verwetenschappelijkt is? Hoe kunnen we onze wereld nog als schepping beleven? Over deze vragen biedt deze bijdrage enkele reflecties. Opzet van de tekst is om de lezers kennis te laten maken met drie hedendaagse manieren om dit te doen. In een korte inleiding wordt het probleem aangekaart, namelijk de uitdaging die een wetenschappelijke benadering stelt aan het denken en beleven van de wereld in termen van schepping. Daarna volgt een bespreking van, achtereenvolgens: (1) het model van de wereld als lichaam van God (Sallie McFague), (2) het panentheïsme (Philip Clayton) en (3) schepping als kenosis (John Polkinghorne en Arthur Peacocke). Nadien volgt nog een besluit waarin de band gelegd wordt met de ecologische problematiek.
|
Schepping, kenosis en het lichaam van God. Reflecties over Gods aanwezigheid in een verwetenschappelijkte wereld
|
[
"Theology"
] |
c:vabb:155839
|
Welke toekomst is er nog weggelegd voor het christelijke verhaal? Op deze vraag wil dit boek een genuanceerd en beargumenteerd antwoord geven. Hiertoe wordt ten eerste een uitgebreide analyse ondernomen van de situatie waarin het christendom zich op vandaag bevindt. Thema’s die aan bod komen zijn: de blijvende relevantie van Friedrich Nietzsches verkondiging van de dood van God, de terugkeer van de religie in de hedendaagse samenleving, het onbehagen in de postmodern genoemde cultuur, zoals het zich uit in het succes van extreemrechts, de hegemonie van het kapitalisme en de onmacht van de politiek. In bijzonder wordt duidelijk gemaakt waarom tradities, inclusief religieuze, het vandaag zo moeilijk hebben en worden de twee prototypische manieren om hierop te reageren besproken. Het gaat hierbij om de reacties die we kunnen omschrijven als ‘fundamentalisme’ en ‘new age’. Religie bevindt zich vandaag dus tussen verstarring en verbrokkeling. Ten tweede bespreekt dit boek verschillende strategieën die in deze situatie een toekomst voor het christendom proberen mogelijk te maken. Uitgaande van het voorstel van de Italiaanse filosoof Gianni Vattimo voor een postmodern christendom wordt de vraag gesteld of het nog wel mogelijk is om te geloven in de God van de Bijbel. Vooral de impact van de natuurwetenschappen op het Bijbelse godsbeeld staat hierbij centraal. Het boek wijst hierbij zowel de strategie van de creationisten als die van een complete boedelscheiding tussen geloof en wetenschap af als onhoudbaar. Dit zijn trouwens niet de strategieën die door de doorsnee gelovigen worden gehanteerd. Zij opteren eerder voor een symbolisering en psychologisering van hun geloof of ze bewandelen de weg van de negatieve theologie. Zoals het boek beargumenteert, leidt dit echter tot verdoken vormen van atheïsme. We lijken dan ook niet meer te kunnen ontkomen aan het besluit dat een atheïstische positie onvermijdelijk geworden is. Dit boek wil dit feit ernstig nemen, maar pleit wel voor een ‘zwak’ atheïsme dat – in tegenstelling tot het klassieke, ‘sterke’ atheïsme – de lessen van de postmoderniteit geleerd heeft en wel nog ruimte laat voor het christelijke verhaal. In de zoektocht naar een toekomst voor het christendom binnen de horizon van het zwakke atheïsme, wordt een grondige bezinning ondernomen op de oorsprong van het christendom, namelijk Jezus’ verkondiging van het Rijk van God. Het boek besluit met een pleidooi voor een dubbele strategie. Enerzijds wordt gepleit voor het ontwikkelen van een filosofische en wetenschappelijke antropologie van het christendom die duidelijk moet maken waarom het christelijke verhaal relevant is voor alle mensen. Om echter te vermijden dat het christendom wordt gereduceerd tot een filosofie, dient het anderzijds ook een religiositeit te ontwikkelen waarin de afwezigheid van God en het wachten op openbaring centraal staan. Van beide strategieën wordt tot slot ook al een eerste aanzet voor verdere uitwerking gegeven. Voor christenen wil dit boek een uitdaging zijn om na te denken over de toekomst van hun geloof, een geloof dat alleen vitaal kan blijven als het zich voortdurend laat uitdagen en bevragen. De weg naar een hoopvolle toekomst leidt langs geloofsovergave, (zelf-)kritische reflexiviteit en verzet tegen de grijparmen van zowel fundamentalisme als kapitalisme. Daarnaast wil dit boek zowel voor christenen als niet-christenen een hulp zijn bij het begrijpen van de situatie waarin religie en het christelijk geloof zich vandaag bevinden, van de uitdagingen die deze situatie stelt, en van de mogelijke strategieën om hiermee om te gaan.
|
Geloof in verzet. Over de toekomst van het christendom
|
[
"Theology"
] |
c:vabb:155873
|
Opstapje: Anakin Skywalker als Christusfiguur; New age als cultureel fenomeen; Zizek over new age en christendom; New age en kapitalisme; Een theologische evaluatie van new age; Besluit: verbondenheid als gave en opgave
|
Žižek, new age en het monotheïsme
|
[
"Theology"
] |
c:vabb:155895
|
Een bespreking van recente publicaties over de betekenis van Christus' kruisdood
|
Recente publicaties over het offer en de betekenis van Christus' kruisdood
|
[
"Theology"
] |
c:vabb:155912
|
Kroniek van het zesde internationaal congres van de Europese Vereniging voor Katholieke Theologie, met als titel 'Religion and the European Project: Theological Perspectives', 13-16 september 2007, te Leuven.
|
Kroniek: Congres katholieke theologen gewijd aan het Europese project
|
[
"Theology"
] |
c:vabb:155933
|
Met dit essay brengt Lieven Boeve een cultuurtheologisch perspectief aan in de discussie over de verhouding tussen theologie en religiestudie. Hierbij vertrekt hij van een reflectie over de wijze waarop het christelijk geloof zich tot de actuele context verhoudt en welke mogelijkheden hierin schuil gaan voor een authentiek theologisch project. Na enkele termverklaringen schetst B. vanuit een perspectief van traditieontwikkeling als recontextualisering welke moderne en postmoderne achtergronden achter de groeiende spanning tussen theologie en godsdienstwetenschappen schuil gaan. Vervolgens bespreekt hij twee deficiënte strategieën om deze spanning te bezweren. Zowel de wending van de theologie naar de religiestudie als de toenemende isolering en ‘pastoralisering’ van de theologie analyseert hij als inadequate reacties op de gewijzigde verhouding tussen Christelijk geloof en context dient. De eerste blijkt een overlevingsstrategie te zijn na het culturele en wetenschappelijke plausibiliteitsverlies van de theologie, terwijl de tweede een beschermingsstrategie is tegen de toegenomen spanning tussen geloof/theologie enerzijds en de context/wetenschappen anderzijds. B. bepleit daarentegen – op basis van een analyse van de context in termen van pluraliteit en verschil – een theologisch project waarin theologie en godsdienstwetenschappen in productieve spanning samen gehouden worden – elkaar onderbrekend tussen continuïteit en discontinuïteit. Slechts zo kan de theologie haar plaats op het snijpunt van kerk, academie en samenleving geloofwaardig innemen. Tot slot operationaliseert hij dit alternatief in een viertal korte illustraties
|
Verschil moet er zijn! Naar een productieve spanning tussen godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen
|
[
"Theology"
] |
c:vabb:156057
|
Lieven Boeve omschrijft vier strategieën als een mogelijk antwoord zijn op de groeiende secularisering van de universiteit van binnen uit. Hij bespreekt het draagvlak, de motieven en de effecten van elk van deze opties. De eerste twee lijken de meest drastische te zijn: institutionele secularisering versus institutionele reconfessionalisering. De twee volgende staan voor een gekwalificeerde verhouding van het christelijk geloof ten aanzien van de cultuur. (a) In het eerste geval wordt de ‘K’ officieel geschrapt en speelt de katholieke achtergrond en inspiratie geen expliciete rol meer bij de interne organisatie, onderwijs, onderzoek en dienstverlening. De ‘Universiteit Leuven’ wordt een instelling waar ook – maar niet noodzakelijk – christenen zijn. (b) Aan het andere eind van het spectrum wordt een herprofilering van de universiteit als ‘katholiek’ vooropgesteld. Dit betekent onder meer de aanvaarding dat het expliciet ‘katholiek’ zijn van de universiteit mee de bestaansreden ervan uitmaakt en de vorming van katholieke intellectuelen een hoofddoel wordt. Dit heeft natuurlijk gevolgen voor de rekrutering van stafleden en studenten, maar hoeft echter niet te resulteren in een getto-universiteit. (c) Een piste die tot op heden op grote schaal op het christelijke middenveld bewandeld wordt is deze van de ‘waardenbeleving en/of -opvoeding in christelijk perspectief’. Gezocht wordt naar een nog verbindend project van christelijke waarden – een christelijk humanisme – waar ook niet-gelovigen zich kunnen in vinden. In feite streeft men naar een zo groot mogelijke consensus tussen geloof en cultuur – die omwille van de-traditionalisering steeds algemener wordt. Menigeen meent dat deze strategie een sluipende secularisering bewerkstelligt omdat godsdienst uiteindelijk tot ethiek wordt gereduceerd. (d) Een laatste strategie bestaat een herprofilering van het katholieke/christelijke geloof in een context van levensbeschouwelijke pluraliteit. Niet langer de consensus maar de specifieke eigenheid van het christelijk geloof vormt hier het aanknopingspunt. Dit is de optie die genomen werd bij het hertekenen van de leerplannen R.-K. Godsdienst voor het secundair onderwijs. In de eerste plaats erkent men de secularisering en pluralisering van binnenuit. Vervolgens zoekt men naar wegen om het christelijk geloof midden deze pluraliteit herkenbaar present te stellen, vanuit de overtuiging dat een relevant zinaanbod blijft, ook en met name in een situatie van veelheid. Individuen en groepen binnen de universitaire gemeenschap, wat hun overtuiging ook weze, worden uitgedaagd werk te maken van de levensbeschouwelijke reflectie in dialoog en/of confrontatie met de christelijke geloofstraditie.
|
'Katholieke' universiteit: vier denkpistes
|
[
"Theology"
] |
c:vabb:156540
|
Wanneer Jezus gekruisigd is, weet de johanneïsche lezer uit de vroegere uitspraken van Jezus in het evangelie dat opgeheven worden in de kruisiging eveneens het begin betekent van Jezus’ triomfantelijke terugkeer naar God. Tekenen van leven ontspruiten op de desolate plaats van Golgota. Een nieuwe gemeenschap wordt geboren, gesymboliseerd in de aanwezigheid van de moeder van Jezus en de geliefde leerling bij het kruis (19,26-27). Bloed en water vloeien als levengevende stromen uit de doorboorde zijde van Jezus (19,34). Omwille van de wijze waarop Johannes over de dood van Jezus spreekt, heeft zijn taal doorheen de eeuwen invloed gehad op het christelijk vertroostend spreken bij het verlies van nabestaanden en bij rouw. Jezus’ weg naar God is in feite een model voor de leerlingen zelf. Jezus vertelt hen dat Hij naar zijn Vader gaat om een verblijfplaats voor hen voor te bereiden (14,3): de dood wordt dus voorgesteld als een thuiskomen bij God.
|
Leven ondanks dood. Het passieverhaal volgens Johannes
|
[
"Theology"
] |
c:vabb:156542
|
De liefde die Jezus voor mensen toont, is radicaal. Zijn handelingen worden niet altijd begrepen. Petrus blijkt niet goed raad te weten met een meester die de voeten van zijn leerlingen wast. Zoiets geeft aanstoot. En Jezus verwacht van zijn leerlingen dat ze zijn voorbeeld volgen!
|
Liefde, dood en eeuwig leven. De voetwassing in het Johannesevangelie als uitdagend voor-teken
|
[
"Theology"
] |
c:vabb:156546
|
De dood stelt alles wat voorheen als vanzelfsprekend leek in vraag. Overtuigingen en zekerheden worden aan het wankelen gebracht. De ontreddering van de eerste leerlingen moet groot geweest zijn toen zij hun Meester aan het kruis genageld zagen. Op Goede Vrijdag vieren en herdenken christengemeenschappen de vernederende kruisdood van Jezus. Tijdens de dienst lezen ze het Passieverhaal volgens Johannes. In dit boek onderzoeken beide auteurs de betekenis die de evangelist Johannes aan de kruisdood van Jezus in zijn evangelieboek toekent. Een vreemde paradox kenmerkt het evangelie vanaf het begin. Temidden van alle geweld, onrecht en vernedering dat Jezus wordt aangedaan, blijft hij zijn waardigheid als Zoon van God bewaren. Zijn kruisdood betekent een bron van eeuwig leven voor al wie tot geloof in hem komt. Het kruis wordt voor de christen een teken van eeuwig leven.
|
Leven ondanks dood. Het passieverhaal volgens Johannes
|
[
"Theology"
] |
c:vabb:157669
|
Dit boek verruimt en verdiept de reflecties in 'De onderwijskunde voorbij' (Reeks DIROO ACADEMIA nr. 8). De auteurs bepleiten de prioriteit en de onherleidbaarheid van de pedagogisch-didactische praxis. Het aandachtig beluisteren en fenomenologisch beschrijven van de ervaringen en beschouwingen van verschillende laatstejaarsleerlingen en van drie leerkrachten vormt het uitgangspunt. Het concrete schoolgebeuren en de alledaagse klas- en lespraktijk – de geleefde werkelijkheid – relativeert zeer sterk de waarheidsaanspraken van de empirische onderwijskunde enerzijds en de politiek-economische rationaliteit anderzijds. Onvervangbaar blijft het persoon-zijn en de dialogische competentie van de leraar als (onder)zoekende expert en van de leerlingen als bevoorrechte gesprekspartners en kritische medespelers in een open onderwijsverhaal. Niet performantie, output en kwaliteitscontrole, maar verantwoordelijkheid, vrijheid en vertrouwen zijn de basiscategorieën van de dialogale pedagogiek. Deze bundel levert een aanzet en een oproep tot het fundamenteel – filosofisch en menswetenschappelijk – doordenken van de ethische dimensie van onderwijs en opvoeding.
|
Onderwijzen zonder wijzen?
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:157671
|
De mimetische theorie (René Girard) laat toe te achterhalen waarom de nabootsende mens zichzelf een waarachtig en menswaardig weten ontzegt omtrent de eigen gewelddadige oorsprong. De 'inter-dividuele' psychologie en de fundamentele antropologie van Girard detecteren de diepgewortelde miskenning van de identiteit met de Ander. De mens herkent niet de Ander of de zondebok als het andere en het vreemde van zichzelf. Hoe kan de interpretatie van de oud-Griekse cultuur (Homerus) door Friedrich Nietzsche vanuit een mimetische hermeneutiek herlezen worden binnen de context van zijn rivaliteitsrelatie met Richard Wagner? Wat is de correlatie tussen Nietzsches geesteslijden en zijn keuze voor het geweld van Dionysus tegen de joods-christelijke waarheid van het slachtoffer? Nietzsche kan onmogelijk het 'pathos van distantie' volhouden. De eenheid van God en slachtoffer die Nietzsche in zijn denken ontwaart, wordt werkelijkheid in zijn waanzin.
|
Homerus' wedstrijd: rivaliteit, geweld en zondebokdenken bij Nietzsche
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:157674
|
De ontdekking in de empirische wetenschap van de imitatie als dynamisch principe van het emotionele, cognitieve en sociale leven van de mens is van recente datum. Via de studie van de moderne roman, de Griekse tragedie en de Bijbel had de Frans-Amerikaanse cultuurantropoloog René Girard (°1923) eerder al de imitatieve structuur van de begeerte aan het licht gebracht. De revelatie van de mimetische rivaliteit en van het zondebokmechanisme -- het onlosmakelijke verband tussen nabootsing en botsing, tussen mimese, geweld en religie -- betekent voor ons zelfverstaan een radicale ommekeer. De mimetische theorie biedt het model van een gerehumaniseerde en geëthiseerde menswetenschap -- un savoir responsabilisé -- na het 'einde van de filosofie'.
|
Nabootsing, rivaliteit en religie. De nieuwe wetenschap over de oorsprong van mens en cultuur
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:157679
|
Autarkie of het zichzelf genoeg zijn (self-sufficiency) is een basisprincipe in het waardesysteem van Homerus. Het Griekse heldenideaal van zelfbeschikking en onafhankelijkheid verbergt de fascinatie voor de vereerde en gevreesde Ander als model en rivaal. De ideologie van de quasi-goddelijke held en van de exemplarische dood versluiert het fundamentele menselijke tekort: de mimetische rivaliteit of de 'inter-dividuele' identiteit tussen het Ik en de Ander.
|
Autarkie en rivaliteit. De homerische held en de schone dood
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:157681
|
Antropologie en ethiek van opvoeding en onderwijs. Kritiek en deconstructie van de binaire opposities theorie/praktijk en kennis/vaardigheden. Pedagogie en didactiek als retoriek, relatie en 'dia-loog'. Drie pijlers: verantwoordelijkheid, vertrouwen en vrijheid.
|
Onderwijzen zonder wijzen? De onderwijskunde voorbij. Filosofisch-ethische reflecties
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:157682
|
Voortreffelijkheid van karakter (èthos) resulteert volgens Aristoteles uit gewoonte (ethos) en gewenning. De gewoonte is naar het woord van Pascal een tweede natuur en de natuur een eerste gewoonte. In de wijsgerige antropologie bleef de betekenis van de gewoonte grotendeels een blinde vlek. Het menselijke gewoontegedrag is evenwel een centrale categorie in het Brugse model voor oplossingsgerichte cognitieve psychotherapie, uitgewerkt door Dr. Luc Isebaert cum suis (Korzybski Instituut, Opleidings- en onderzoekscentrum inzake systemische oplossingsgerichte psychotherapie). De gewoonte heeft als herhaling van waarneming en handelen een mimetische structuur. Psychische disfunctie kan men omschrijven als een ongewenst gewoontepatroon – de eindeloze herhaling van identiek probleemgedrag als tegendeel van 'keuzevrijheid'. Omgekeerd laat oplossingsgerichte therapie zich definiëren als de cocreatie van de mogelijkheidsvoorwaarden en de context tot het heropnemen van oude deugdelijke gewoonten of tot het aanleren van goede nieuwe gewoonten. De therapeut vervult de rol van bemiddelaar en begeleider van het door de patiënt 'zelf gekozen' veranderingsproces. Een houding van empathie en respect, van dialoog en samenwerking, van waakzaam geduld en praktische intelligentie (phronèsis) van de kant van de therapeut (of van de opvoeder) is van vitaal belang in de gedeelde zoektocht naar gedragswijziging en genezing. In Theorie en praxis (2007) wijst Winfried Böhm terecht op het verschil tussen opvoeding en therapie. Niettemin steunen beide socioculturele praktijken op een impliciete – intersubjectieve en dialogale – mensvisie. Filosofische antropologie, menswetenschap en cultuurkritiek vormen het noodzakelijke referentie- en reflectiekader van pedagogie en psychotherapie. Het is essentieel dat zowel psychiaters, therapeuten en sociaal werkers als leraren en opvoeders voeling houden met de 'tekenen van de tijd'. Elke mens is immers een kind van zijn of haar tijd. De oplossingsgerichte interventie focust niet op – de oorzaken van – problemen en symptomen. De klasse der 'oplossingen' en mogelijkheden valt niet samen met de klasse van de 'problemen' en moeilijkheden. In het Brugse model heeft de therapeut tot taak de patiënt of cliënt te helpen een context te ontwikkelen, waarin hij ervoor kan kiezen zichzelf te veranderen om zijn leven weer op de rit te krijgen. De erkenning, bevestiging en waardering van de hulpzoekende als expert van zijn eigen behandeling – it's the patient that does the therapy (M. Erickson) – helpt hem of haar om maximaal uit eigen krachtbronnen te putten, om niet afhankelijker te worden dan nodig en zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor zelfgemaakte keuzes op te nemen. Door de recontextualisering van het symptoom en de heroriëntatie van de aandacht naar het oplossingsvermogen en de krachtbronnen van de cliënt zelf kunnen – reële beperkingen in acht genomen – snel betekenisvolle veranderingen in waarneming en gedrag plaatsgrijpen. Het effect van de therapie is vaak omgekeerd evenredig met de duur van de behandeling (solution-focused brief therapy). Het therapeutische systeem mikt nochtans niet eenzijdig op verandering en omkering. Als agens van verandering staat de therapeut tegelijk garant voor de continuïteit. Samen met de cliënt wordt een context van dynamische stabiliteit opgebouwd, waarin de nodige veranderingen zich zonder risico kunnen voordoen. Veranderen-zonder-te-veranderen of veranderen-door-te-behouden is een mogelijk aspect van de therapeutische strategie. Oplossingsgericht werken is een wijze van denken en doen waarin allerlei interventies en hoopgevende technieken een plaats kunnen krijgen in functie van het welbevinden van de cliënt. Het Brugse model is een metamethode waarin de uitgangspunten en inzichten van de systeemtherapie, de therapie naar het voorbeeld van Milton H. Erickson en de korte therapie van het Brief Family Therapy Center in Milwaukee (Steve de Shazer, Insoo Kim Berg) geïntegreerd worden. De bekende triade gevoel (pathos), gedrag (ethos) en cognitie (logos) uit de retoriek van Aristoteles vormt een vruchtbaar aanknopingspunt om de 'patho-etho-logische' basisstructuur van de gewoonte en van de therapeutische aanpak door te denken tot een ternair mensbeeld. De theorie en de technieken worden door de auteurs aanschouwelijk en praktijkgericht uiteengezet vanuit levensechte casuïstiek. De epistemologische, antropologische en ethische fundering van het Brugse model vormt de epiloog van het boek.
|
Praktijkboek oplossingsgerichte cognitieve therapie
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:157721
|
De bijdrage geeft een overzicht van energiewetgeving gepubliceerd in 2007.
|
Overzicht Energiewetgeving 2007
|
[
"Law"
] |
c:vabb:157724
|
Overzicht van milieuwetgeving gepubliceerd in 2007.
|
Overzicht Milieuwetgeving 2007
|
[
"Law"
] |
c:vabb:157747
|
Overzicht van recente nationale en Europese regelgeving in het domein van milieu en energie.
|
Overzicht van wetgeving
|
[
"Law"
] |
c:vabb:157771
|
Deze bijdrage geeft een overzicht van de meest recente internationale, Europese en nationale ontwikkelingen inzake toegang tot milieu-informatie, participatie bij milieubesluitvorming, en toegang tot de rechter in milieuzaken.
|
Recente ontwikkelingen inzake toegang tot milieu-informatie, participatie bij milieubesluitvorming en toegang tot de rechter in milieuzaken
|
[
"Law"
] |
c:vabb:157780
|
De Wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake de bescherming van het leefmilieu functioneert nu vijftien jaar, maar blijft in de praktijk vaak een onderwerp van discussie. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het Hof van Cassatie zich geregeld dient uit te spreken over de draagwijdte van deze wet. In deze bijdrage wordt dieper ingegaan op een aantal recente uitspraken van het Hof van Cassatie inzake de milieustakingsvordering en – ruimer – inzake de toegang tot de rechter voor verenigingen.
|
Recente rechtspraak van het Hof van Cassatie inzake milieustakingsvordering en toegang tot de rechter voor verenigingen
|
[
"Law"
] |
c:vabb:157786
|
De wet van 26 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het bestrijden van de gerechtelijke achterstand lokte al heel wat vragen uit vanuit de praktijk. Een van deze vragen betreft de toepasselijkheid van het nieuwe art. 747 Ger.W. op de burgerlijke jeugdprocedures, wat al een twistpunt was onder de vroegere redactie van dit artikel. Deze bijdrage beoogt een antwoord te formuleren op deze vraag, aan de hand van een analyse van de bezwaren uit de praktijk.
|
Is artikel 747 Ger.W. van toepassing op de burgerlijke procedures voor de jeugdrechtbank?
|
[
"Law"
] |
c:vabb:157890
|
Welke standpunten nemen universitaire studenten in tegenover de dopingproblematiek? Dit artikel beschrijft een onderzoek bij eerstejaarsstudenten van de opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Gent in de jaren 1998-2006. Het onderzoek ging na (1) hoeveel aandacht studenten besteedden aan de dopingproblematiek, (2) wat hun standpunten waren in dit verband, en (3) welke argumenten ze gebruikten om hun mening te staven.
|
Naar meer tolerantie voor doping in de sport? Een onderzoek bij eerstejaarsstudenten (1998-2006)
|
[
"Social Health Sciences"
] |
c:vabb:157906
|
De actieve welvaarsstaat is geen toekomstmuziek meer. Ze is in volle wording. Na de diepe tewerkstellingscrisis van de voorbije kwarteeuw zijn steeds meer westerse landen resoluut hun stelsels van sociale bescherming en arbeidsmarktbeleid aan het integreren in een ‘nieuw sociaal contract’. In de toekomst zal het pad naar sociale (her)integratie meer lopen via arbeid (in ruime zin), en minder via loutere inkomensherverdeling. Een vergelijking van buitenlandse voorbeelden leert tegelijk dat dit sociaal contract op zeer verschillende manieren vorm krijgt. Daaruit kunnen we lessen trekken voor het beleid terzake in België en Vlaanderen. Wat zijn de premissen en hoofddoelstellingen van de aanpak in andere landen? Hoe verhouden de diverse doelgroepen (langdurig werklozen, jongeren, bijstandscliënteel, …) zich tegenover elkaar? Welke diensten krijgen de betrokkenen aangeboden? Welk financieel en juridisch statuut hebben ze? Welke effecten kunnen geobserveerd worden? Hoe is de evaluatie en monitoring georganiseerd? Toetssteen van de actieve welvaartsstaat zijn de ‘werkers van het elfde uur’: de langdurig werklozen en het cliënteel van de bijstand. Voor hen zijn er twee soorten actieve welvaartsstaat: één die nog meer uitsluit en één die hen de hand reikt. Welke kant gaat ons land op?
|
De actieve welvaartstaat en de werkers van het elfde uur. Arbeid als antwoord op sociale uitsluiting
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:157928
|
Het aantal diensten ten behoeve van de arbeidsmarkt breidt alsmaar uit, zo ook het aantal erkenningen en kwaliteitslabels voor de aanbieders van die diensten. Het doel van dit expertenrapport is om meer inzicht te bieden in het groeiende arsenaal van regelingen en labels, die overigens evenzeer vanuit de markt als vanuit de overheid komen. Het bevat een theoretische vergelijking van kwaliteit en kwaliteitslabels, evenals een vergelijkende analyse van gevestigde kwaliteitslabels (ISO, EFQM, Q*For) en een analyse van bestaande toepassingen in het Vlaamse werkveld. Uitgaande van een onderscheid tussen de commerciële arbeidsmarktdiensten en overheidsopdrachten komt het rapport tot verschillende scenario’s, waarbij telkens voor- en nadelen worden afgewogen. Dat resulteert dan uiteindelijk in een gefundeerd advies voor een veralgemeend stelsel van erkenning en kwaliteitslabeling van arbeidsmarktactoren of intermediairen.
|
Naar een veralgemeend stelsel van erkenning en kwaliteitslabeling van arbeidsmarktfactoren : expertenrapport
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:157942
|
De laatste decennia was het arbeidsmarktbeleid in België - en Vlaanderen - sterk gericht op het bestrijden van de hoge werkloosheid. Op dit ogenblik is er echter een kentering zichtbaar. Zowel het Vlaamse Regeerakkoord als de beleidsnota’s van de huidige regering vermelden heel expliciet de strategische doelstelling om de werkzaamheidsgraad te verhogen en te zorgen voor de creatie van nieuwe en duurzame arbeidsplaatsen. Het uitwerken van een concreet beleid terzake vereist echter informatie omtrent de dynamiek van de Vlaamse arbeidsmarkt. Zo is het belangrijk om niet alleen een beeld te hebben van de omvang van de instroom in en uitstroom uit ondernemingen, maar daarnaast ook te weten welke organisaties de grootste aanpassingen doorvoerden in hun personeelsbestand. Verder is het ook als overheid interessant inzicht te hebben in de werkgelegenheidseffecten van fenomenen zoals globalisering, kennisintensivering en technologische vooruitgang.<br><br> Dit dossier heeft dan ook als voornaamste doelstellingen:<ul> <li>het in kaart brengen van de gemiddelde nettowerkgelegenheidsgroei, de jobcreatie en -destructie, en de in- en uitstroom in Vlaamse vestigingen;</li> <li>het clusteren van Vlaamse vestigingen naar groeiers, krimpers en stabiele organisaties en het bestuderen van de onderliggende dynamiek in elk van deze clusters;</li> <li>het zoeken naar verklarende factoren voor de werkgelegenheidsgroei, met andere woorden het onderzoeken van de werkgelegenheidseffecten van verscheidene fenomenen als de kenniseconomie, innovatie, globalisering, toenemende concurrentie, outsourcing, ...</li> </ul>.<br> Voor meer info betreffende het PASO-project, zie <a href="http://www.paso.be">http://www.paso.be</a>
|
Dossier - Dynamiek op de Vlaamse arbeidsmarkt. Panel Survey of Organizations in Flanders (PASO). Editie 2004
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:157975
|
Deze studie schetst de tewerkstellingsmogelijkheden voor ervaringsdeskundigen in de armoede. Op een exploratieve wijze werd hiertoe een ruime waaier van organisaties uit diverse sectoren aangeschreven. Liefst 167 organisaties uit o.a. het algemeen welzijnswerk, de bijzondere jeugdzorg, vorming en onderwijs, kind- en gezinszorg, arbeid en tewerkstelling, de samenlevingsopbouw, tonen interesse om ervaringsdeskundigen in de armoede in de eigen werking in te schakelen.<br><br> Het kwantitatieve gedeelte van deze studie beschrijft voor welke functies en opdrachten men deze ervaringsdeskundigen in de armoede denkt in te schakelen. Naast de meerwaarde komen hierbij ook de knelpunten en de voorwaarden aan bod.<br><br> In een tweede kwalitatief gedeelte staan tien organisaties in de kijker die meer concrete informatie geven over een mogelijke tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in de armoede in de eigen werking. Het zijn: het OCMW van Wetteren, het Comité Bijzondere Jeugdzorg van Antwerpen, de Gemeenschapsinstelling Bijzondere Jeugdzorg ‘De Zande’ in Beernem, het Centrum Basiseducatie Klein-Brabant/Rupelstreek/Vaartland in Willebroek, het Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning, het ‘Dennenhuis’ in Kapellen, vzw Atelier Groot Eiland in Brussel, de basisschakelinitiatieven van RISO Oost-Vlaanderen, de vrouwenwerking ’t Ogenblik in Gent en het Wijkgezondheidscentrum ‘Botermarkt’ in Ledeberg.<br><br> De publicatie wordt afgerond met een aantal belangrijke globale vaststellingen uit het onderzoek, gekoppeld aan aanbevelingen voor het beleid en andere betrokken partners. Het welslagen van het inschakelen van ervaringsdeskundigen in de armoede is in belangrijke mate een kwestie van visie en voorwaarden, zoniet zijn dezen ‘pionnen’ in plaats van ‘pioniers’ in de armoedebestrijding.
|
Tewerkstellingsmogelijkheden voor ervaringsdeskundigen in de armoede. Een kwestie van visie en voorwaarden
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:157978
|
In dit dossier wordt aandacht besteed aan het begrip flexibiliteit. Flexibiliteit wordt ontleed in al haar componenten en varianten en geplaatst binnen het kader van een economische organisatie. De ruime waaier aan concrete flexibiliteitsvormen wordt bovendien getypologeerd aan de hand van de driedeling: contractuele, temporele en functionele flexibiliteit. Verder wordt de aandacht gevestigd op de niet-flexibele doelen die flexibiliteitsvormen kunnen dienen. Vervolgens wordt aan de hand van macro-economische data, de evolutie en de stand van zaken inzake flexibilisering (van de arbeid) in België geschetst. De resultaten van dit onderzoek vonden hun weerslag in een reeks van acht cahiers.
|
Feiten en cijfers van flexibiliteit: definities van flexibiliteit en een caleidoscopisch flexibiliteitsoverzicht
|
[
"Psychology",
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:157984
|
In 1989 werd op initiatief van de (toenmalige) Diensten voor de Programmatie van het Wetenschapsbeleid een eerste grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de houding van de Belgen tegenover migranten. Onbekend bleek onbemind. Voorliggende onderzoeken uitgevoerd eind 2002 en begin 2003 zijn een vervolg. Naast de zgn. 'oude' migranten die tot het vertrouwde straatbeeld zijn gaan behoren, worden wij geconfronteerd met een ruime waaier van 'nieuwe' migranten. De jaren negentig kenden een maatschappelijk debat rond de inplanting van opvangcentra voor asielzoekers. Na een schets van de evolutie van het aantal asielzoekers en de opgerichte opvangcentra worden drie op elkaar afgestemde onderzoeken samengebracht. Het eerste onderzoek bevat het verslag van 58 diepgaande gesprekken over de asielthematiek. De daarin aangebrachte thema's vormen de achtergrond van een gestructureerde vragenlijst die in een tweede onderzoek schriftelijk werd afgenomen bij 3178 toevallig gekozen Vlamingen in 18 Vlaamse gemeenten, waarvan de helft met en de helft zonder asielcentrum. Na controle van de relevante kenmerken van de ondervraagden blijkt de inplanting van een opvangcentrum in de gemeente globaal genomen geen invloed op de houding tegenover asielzoekers te hebben. Het Belgische deel van de European Social Survey onderzoekt ten slotte in een toevalsteekproef bij 1900 Vlamingen en Franstalige Belgen in hoever deze er gelijkaardige opvattingen en houdingen inzake asiel en immigratie op nahouden. Er wordt een genuanceerd en gevarieerd beeld opgehangen over een actueel en gevoelig thema. Het boek besluit met een aantal aanbevelingen voor het beleid.
|
Tussen aanvaarding en weerstand: een sociologisch onderzoek naar houdingen tegenover asiel, opvang en migratie
|
[
"Psychology",
"Sociology",
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:157991
|
Eén van de ambities van ondernemingen uit de sociale economie bestaat erin om kansengroepen duurzaam te integreren op de arbeidsmarkt – en zo bij te dragen tot sociale inclusie. Deze ‘sociale inschakelingseconomie’ werd dankzij een combinatie van opeenvolgende onderzoeksprojecten aan een grondige evaluatie onderworpen. Het voorliggende rapport is het laatste in een reeks HIVA-rapporten over dit thema. De arbeids- en levensloopbanen van doelgroepwerknemers werden diepgaand onderzocht over een periode van 5 tot 10 jaar. Dit laat ons toe om de tewerkstellings- en welzijnseffecten op (middel)lange termijn met een grote precisie vast te stellen. Bovendien worden de maatschappelijke kosten en baten voorzover mogelijk in kaart gebracht. Dat de sociale inschakelingseconomie een uitstekende investering is, lijdt ons inziens geen twijfel. Tegelijk worden een aantal knelpunten belicht en beleidsconclusies getrokken.<br><br> Het onderzoek werd gefinancierd door de Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid en het ACV-mecenaatskrediet.
|
Sociale tewerkstelling in Vlaanderen: effecten en maatschappelijk rendement op lange termijn
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:157992
|
Dit boek biedt een brede waaier van concrete strategieën, zowel in de klas als op school- en systeemniveau. Het inleidende hoofdstuk geeft een overzicht van sociale achterstellingsmechanismen in het onderwijs. Daarna zetten zestien thematische hoofdstukken elk één deelstrategie voor meer gelijkheid in de kijker. Hoe zorgt u: dat u randvoorwaarden creëert om de ongelijke beginsituatie te compenseren? dat u sociale barrières sloopt in de structuren, leerplannen, onderwijsmethoden? dat u de ouders en de leerlingen sterker betrekt in het proces? dat meer kinderen zich goed voelen op school? U vindt in dit praktische boek beleidsadviezen en inzichten in mechanismen van ongelijkheid en uitsluiting. Maar vooral veel nuttige tips en handvatten waarmee u aan de slag kunt. Reportages uit het Belgische onderwijsveld bewijzen dat er al veel deskundigheid bestaat. De auteurs zetten op een boeiende manier voor u de theorie om in praktijkvoorbeelden.
|
Gelijke kansen op school kan! Zestien sporen voor praktijk en beleid
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:158005
|
‘Maatzorg’, een methodiek voor de begeleiding van personen in maatschappelijk kwetsbare situaties, is ingeburgerd in het welzijnswerk. Met een toenemende aandacht voor participatie van personen die in armoede leven, voor de krachten van hulpvragers en voor structurele belemmeringen bij armoedebestrijding, wordt maatzorg in dit boek verder ingekleurd. Zo wordt maatzorg ingebed in een bredere ecologische visie en aangevuld met het krachtenperspectief en de notie ‘psychologisch kapitaal’.<br>‘Empowerment’ biedt voor deze ontwikkelingen een fundamentele theoretische onderbouw. Hierbij hoort een omschrijving van armoede die ruimte geeft aan de trots van personen die in armoede leven en die structurele veranderingen aangeeft die nodig zijn om bestaande kloven te dichten. Een armoedebeleid moet zorgen voor de realisatie van deze psychologische en structurele randvoorwaarden opdat personen die in armoede leven hun levenswandel naar eigen behoefte kunnen invullen op eigen maat.<br>Het empowermentparadigma krijgt ruime aandacht in de Angelsaksische literatuur waarbij het als een radicale verandering in de visie op maatschappelijk werk wordt beschouwd. Dit boek vult een hiaat op in de Nederlandstalige literatuur en kan als basis gebruikt worden voor meer fundamentele en ethische discussies t.a.v. maatschappelijke vraagstukken. Met maatzorg als praktijkvertaling, is deze publicatie niet enkel interessant voor wetenschappers en beleidsverantwoordelijken, maar ook voor praktijkwerkers in o.a. OCMW’s, centra voor algemeen welzijnswerk, samenlevingsopbouw, sociaal-artistieke projecten, integratiesector, tewerkstellings- en opleidingsinitiatieven, bijzondere jeugdzorg, thuisbegeleidingsdiensten, lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg maar ook voor iedereen die met maatschappelijke kwetsbaarheid geconfronteerd wordt of begaan is.
|
Empowerment en maatzorg. Een krachtgerichte psychologische kijk op armoede
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:158007
|
Net zoals in de lichamelijke gezondheid zijn er ook in de geestelijke gezondheid sociale breuklijnen. Zo lopen mensen die opgroeien of leven in een kansarme situatie een verhoogd risico op de ontwikkeling van psychische en/of psychiatrische problemen. Een belangrijke kwestie is dan ook of het hulpverleningsaanbod op een passende wijze aansluit bij de hulpvragen van deze specifieke kwetsbare doelgroep, of de geestelijke gezondheidszorg-voorzieningen voor hen voldoende toegankelijk zijn.<br> In deze studie wordt nagegaan welke drempels een rol spelen en welke maatregelen men kan nemen om de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg voor personen die in armoede leven te bevorderen. Dit gebeurt aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie en door een actiegericht praktijkonderzoek. De klemtoon ligt hierbij op methodiek-ontwikkeling en netwerkvorming vanuit het empowermentgedachtegoed.<br> Praktijkinzichten en -voorstellen om zorgvernieuwend en drempelverlagend te werken komen aan bod binnen twee focusgroepen in Leuven en Genk. Deze groepen bestaan uit verschillende welzijns- en gezondheidszorgvoorzieningen uit diverse echelons. Ook de ervaringen van personen die in armoede leven komen in het onderzoek aan bod. Twee 'best practices' worden uitvoerig beschreven: het SMES-project in Brussel en SIAJeF te Luik.<br> In de beleidsaanbevelingen staat het versterkend werken door het uitwerken van nieuwe vormen van liaisons tussen verschillende voorzieningen en sectoren centraal. Het toepassen van 'shared care' of gedeelde zorg op praktijk- en beleidsniveau, waarbij verbindingen worden gelegd met andere zorgsectoren en algemeen maatschappelijke voorzieningen, is een belangrijk aspect bij de ontwikkeling van een brede en vraaggestuurde hulpverlening die aansluit bij de noden en hulpvragen van maatschappelijk kwetsbare personen met geestelijke gezondheidsproblemen. Vanuit de empowermentbenadering vormen hierbij partnerschap en dialoog met de zorggebruikers noodzakelijke invalshoeken om een kwaliteitsvolle zorg aan te bieden.<br><br> Er is ook een <a href="http://www.hiva.be/publicatie_detail.php?id=2763&option=detail">Franstalige versie</a> beschikbaar van dit rapport.
|
Versterkend werken door nieuwe vormen van liaisons. Methodiekontwikkeling voor de bevordering van de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg voor personen die in armoede leven
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:158011
|
Het HIVA voerde in opdracht van de Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg (OSBJ) een behoefteonderzoek uit bij de private voorzieningen van de bijzondere jeugdzorg. De centrale onderzoeksvraag is welke noden en behoeften er in deze sector leven, en dit in de eerste plaats ten aanzien van de OSBJ als steunpunt.<br><br> Alle private organisaties (de zeven erkenningscategorieën en de groep van projecten/experimenten) werden in het onderzoek betrokken. Dit gebeurde aan de hand van een schriftelijke enquête bij alle voorzieningen en via focusgroepen. De focusgroepen bouwen voort op de resultaten uit de postenquête, diepen deze nader uit en vullen ze verder aan. Op basis van dit kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmateriaal worden er aanbevelingen geformuleerd voor de OSBJ.<br><br> Het rapport is opgedeeld in vier hoofdstukken. In een eerste hoofdstuk wordt het onderzoek gesitueerd en de onderzoeksopzet toegelicht. Het tweede hoofdstuk beschrijft de resultaten van de schriftelijke enquête. De weerslag van de focusgesprekken komt in het derde hoofdstuk aan bod. Het vierde en laatste hoofdstuk geeft de concrete aanbevelingen weer.
|
Behoefteonderzoek bij de private voorzieningen bijzondere jeugdbijstand
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:158012
|
Hulpverleners ervaren in hun dagelijkse praktijk al te vaak dat de hulpverlening aan mensen in armoede stroef verloopt. In Bind-Kracht bieden we een kwaliteitsverbetering voor de hulpverlening aan mensen in armoede. We maken verbindingen tussen sociologische en psychologische inzichten, tussen de leefwereld van mensen in armoede en krachtgerichte hulpverleningsrelaties en tussen theorie en praktijk. De kennis van mensen in armoede, van academici, hulpverleners en vrijwilligers wordt samengebracht en gebundeld in dit boek en uitgewerkt in vormingsprogramma’s.<br><br> Dit eerste boek van de reeks Bind-Kracht brengt inzichten in de leefwereld van mensen in armoede. Hoe ervaren zij uitsluiting en hoe gaan ze om met sociaal isolement? Waaruit bestaat de veerkracht bij mensen in armoede en welke psychologische mechanismen spelen een rol in de armoedespiraal? <br><br> We tonen verder de mogelijkheden van versterkende en verbindende hulpverleningsrelaties. Wanneer kunnen hulpverleners en hulpvragers samen op weg? Hoe werken aan empowerment en maatzorg? Welke zijn de voorwaarden van een krachtgericht clientoverleg? <br><br> Dit boek is bedoeld voor professionele hulpverleners en vrijwilligers die werken met mensen in armoede, docenten en studenten, beleidsverantwoordelijken en leidinggevenden van welzijns- en gezondheidsorganisaties.
|
Bind-Kracht in armoede. Leefwereld en hulpverlening
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:158014
|
Deze publicatie vormt de weergave van de resultaten van de focusgroepen die het HIVA in opdracht van de sociale dienst van het OCMW Leuven organiseerde rond het thema ‘maatschappelijk kwetsbare jongeren’.<br><br>De focusgroepen en deze publicatie kaderen binnen een actie in het Lokaal Sociaal Beleidsplan die inzoomt op het profiel, het aanbod en de beleidsacties op het vlak van welzijn en werk voor deze doelgroep.<br><br>Deze publicatie werd voorgesteld op <a href="http://www.ocmw-leuven.be/335_nl.html" target="_blank">woensdag 10 oktober 2007</a>.
|
Focus op: Maatschappelijk kwetsbare jongeren. Profiel, aanbod en beleidsacties op het vlak van welzijn en werk op basis van een structureel overleg
|
[
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:158021
|
Duurzame ontwikkeling’ is verheven tot een belangrijke – zo niet dé belangrijkste – beleidsdoelstelling in ons land, in Europa en in het kader van de Verenigde Naties. Wat houdt duurzame ontwikkeling in? Wat betekent het als men spreekt van een integrale benadering van duurzame ontwikkeling? Waarom herhaalt men steeds dat duurzame ontwikkeling slechts kan slagen als de bevolking erbij betrokken is, maar doet men zo weinig om die participatie mogelijk te maken? En wat is het maatschappelijke draagvlak voor duurzame ontwikkeling?<br><br> In dit boek worden een aantal hoofdstukken gepresenteerd die een antwoord bieden op deze vragen. Dit gebeurt allereerst door het internationale en het Europese beleid onder de loep te nemen. Vervolgens richt de aandacht zich op het draagvlak voor duurzame ontwikkeling. Hierbij wordt voor het eerst empirisch materiaal bijeengebracht dat een zicht biedt op de kennis, de houding en het gedrag van Vlamingen ten aanzien van duurzame ontwikkeling, migratie en ontwikkelingssamenwerking. <br><br> Stuk voor stuk uitdagend materiaal voor hen die een duurzame ontwikkeling willen promoten.
|
Het draagvlak voor duurzame ontwikkeling. Wat het is en zou kunnen zijn
|
[
"Political Sciences",
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:158041
|
In dit dossier worden de institutionele kaders en de macro-economische flexibiliteitsdata van België en Nederland met elkaar geconfronteerd. Hierbij hebben we oog voor de globale institutionele context en niet enkel de wetgeving en regulering betreffende flexibilisering. Ook wordt aandacht besteed aan de historische evolutie van de gehanteerde flexibiliteitsmaatsregelen via een casepanel dat 15 jaar bestrijkt. Dit deel brengt verschuivingen doorheen de tijd aan het licht in de flexibiliteitspolitiek van organisaties. Via een comparatief casestudie-onderzoek, gedifferentieerd naar land (België en Nederland) en naar sector (industrie, kleinhandel en non-profit) wordt gezocht naar zowel nationale als sectorale patronen. De resultaten van dit onderzoek vonden hun weerslag in een reeks van acht cahiers.
|
De impact van het institutionele kader op de politiek van flexibiliteit: een vergelijking België-Nederland
|
[
"Sociology",
"Social Sciences (General)"
] |
c:vabb:158125
|
Didactisch materiaal
|
Malen’kij (ili po krajnej mere ne očen’ bol’šoj) russko-gollandskoj sbornik povsednevnych oborotov reči, infinitivnych konstrukcij, poslovic i pogovorok dlja čtenija meždu delom i samostojatel’nogo izučenija
|
[
"Linguistics",
"Humanities (General)"
] |
c:vabb:159966
|
Het Hof van Cassatie heeft uitdrukkelijk bevestigd dat winstuitkeringen naar Belgisch recht op elk moment tijdens het boekjaar kunnen gebeuren.
Indien een algemene vergadering echter een dividenduitkering wenst te doen tijdens de eerste maanden van het boekjaar, op een moment waarop nog geen jaarrekening op datum van afsluiting van het laatste boekjaar voorhanden is, blijkt het niet evident om tegelijk te voldoen aan beide voorwaarden gesteld in artikel 617 W.Venn. - nettoactief (i) op datum van de afsluiting van het laatste boekjaar, en (ii) zoals het blijkt uit de jaarrekening.
Wij verdedigen de stelling dat de algemene vergadering op elk moment tijdens het boekjaar kan beslissen tot uitkering van winst over het laatst afgesloten boekjaar, ongeacht of de jaarrekening over dat boekjaar al werd goedgekeurd. Indien op het ogenblik van de uitkering nog geen jaarrekening voorhanden is, wordt o.i. voldaan aan artikel 617 W.Venn. door de uitkeerbare winst op datum van afsluiting van het laatste boekjaar te bepalen aan de hand van een door de commissaris of desgevallend een bedrijfsrevisor geauditeerde staat van activa en passiva op datum van afsluiting van het laatste boekjaar.
|
Uitkering van een superdividend, waar ligt de grens?
|
[
"Law"
] |
c:vabb:159971
|
Naar de letter van de wet lijken artikel 617, eerste lid W.Venn. – dat voorziet onder welke voorwaarden een uitkering kan gebeuren – en artikel 617, derde lid W.Venn. – dat een bepaling bevat voor uitkering van dividenden en tantièmes – een verschillend toepassingsgebied te hebben.
Traditioneel wordt de relatie tussen beide bepalingen dan ook geïnterpreteerd als de relatie tussen een algemene regel die geldt voor alle vormen van uitkering versus een bijzondere (strengere) regel die enkel van toepassing is op de specifiek in het derde lid genoemde uitkeringen.
Indien men het toepassingsgebied van artikel 617 W.Venn. echter benadert vanuit een andere invalshoek, namelijk vanuit het feit dat het artikel de resultante is van de omzetting van bepalingen uit twee verschillende richtlijnen, komt men o.i. tot een coherenter resultaat, m.n. dat het toepassingsgebied van artikel 617, eerste en derde lid W.Venn. hetzelfde is. Wij argumenteren dat dit toepassingsgebied geïnterpreteerd moet worden als de zogenaamde “eigenlijke” winstuitkeringen.
|
De letter versus de geest van de wet. Het toepassingsgebied van artikel 617 W.Venn
|
[
"Law"
] |
c:vabb:159974
|
Sinds 1 november 2007 is in België een nieuw juridisch kader voor beleggingsdiensten van kracht, tengevolge van de omzetting van de Richtlijn Markten voor Financiële Instrumenten of kortweg “MiFID”. Dit artikel beoogt een overzicht te bieden van vooral die aspecten die relevant zijn voor de Belgische rechtspraktijk, en gaat met name in op de impact van de nieuwe regels op de verhouding tussen verstrekkers van beleggingsdiensten en hun cliënten. In een eerste deel wordt kort de historische achtergrond en de context van de nieuwe regelgeving geschetst. Vervolgens wordt ingegaan op het personeel, materieel, territoriaal en temporeel toepassingsgebied van de nieuwe regels. Het centrale, derde onderdeel van dit artikel bevat ten slotte een gedetailleerde analyse van de nieuwe, ingevolge de MiFID sterk uitgewerkte gedragsregels, die de verhouding tussen de individuele belegger en de verstrekker van beleggingsdiensten in belangrijke mate beheersen.
|
MiFID en de gedragsregels. Een nieuw juridisch kader voor diensten van vermogensbeheer, beleggingsadvies en orderuitvoering
|
[
"Law"
] |
c:vabb:160064
|
De term ‘homo universalis’ wordt soms nogal licht toegekend, maar wat André Flour betreft, is dit geenszins het geval. Hij is in alle opzichten een man van de wereld en een man die van alle markten thuis is. Hij excelleerde in zowat alle sporten, doctoreerde in de klassieke taalkunde, verzoende professoren met sporttrainers aan het Instituut voor Lichamelijke Opleiding (ILO) in Leuven, werkte zich op tot algemeen directeur van een brouwerij in Kinshasa, liet die uitgroeien tot een imperium dat zich uitstrekte van Congo tot Kenia, behaalde het diploma van piloot om zelf van de ene vestiging naar de andere te kunnen vliegen, maakte daarna van Rodenbach terug een hoogvlieger, werd in 1988 uitgeroepen tot laureaat van De Polyglot van Vlaanderen en schrijft nu als negentigjarige teksten in het Latijn. In dit interview wordt in de eerste plaats ingezoomd op de periode waarin hij als eerste studieprefect actief was aan het Leuvense ILO.
|
Homo universalis: een interview met André Flour, voetballer bij Cercle Brugge, doctor in de wijsbegeerte en de letteren, eerste studieprefect van het Instituut voor Lichamelijke Opleiding in Leuven, topmanager in Congo, crisismanager in Roeselare, etc
|
[
"History"
] |
c:vabb:160138
|
Verslagboek van de studiedag van 1 juni 2007 georganiseerd door het Jan Ronse Instituut voor Vennootschapsrecht
|
Openbaar bod en transparantie 2007
|
[
"Law"
] |
c:vabb:160142
|
Verslagboek van de studiedag van 16 juni 2004 georganiseerd door het Instituut voor Handels- en Verzekeringsrecht en het Jan Ronse Instituut voor Vennootschapsrecht
|
Financiële wetgeving - De tussenstand 2004
|
[
"Law"
] |
c:vabb:160186
|
Artikelsgewijze commentaar van de Wet
|
De Wet Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (of de Programmawet (I) van 24 december 2002, titel XIII, hoofdstuk 6, artikel 479, zoals gewijzigd bij programmawet van 22 december 2003 en bij programmawet van 27 december 2004)
|
[
"Law"
] |
c:vabb:160787
|
Binnen het SIF-programma van het OCMW van Antwerpen staat het verhogen van de kwaliteit van de hulpverlening centraal. Deskundigen geven aan dat het verbeteren van de kwaliteit van de publieke dienstverlening alleen mogelijk is als de burger of de cliënt daadwerkelijk een stem krijgt en de kwaliteit van de dienstverlening kan beoordelen. In dit kader gaf het OCMW van Antwerpen aan het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) de opdracht het doelgroepperspectief in te brengen binnen het SIF-programma. Op dit vlak is er weinig traditie in Vlaanderen, onderzoeksmateriaal over de wijze waarop cliënten de OCMW-hulpverlening percipiëren is nagenoeg onbestaande. Om de inbreng van de doelgroep te garanderen werd in 1998 een eerste maal de kwaliteitsperceptie van de doelgroep ten aanzien van de geboden hulpverlening gemeten. Dit gebeurde middels een survey en diepte-interviews met zowel cliënten als organisaties die dicht bij de kansarme doelgroep staan. Op basis van deze resultaten werden actiepunten geformuleerd die de aanzet waren voor enkele concrete acties. Midden 2000 volgde een tweede cliëntenbevraging. Deze publicatie beschrijft zowel het gehanteerde meetinstrumentarium, de ondernomen acties om de kwaliteit te verhogen als de evolutie van de kwaliteit van de hulpverlening vanuit doelgroepperspectief. Daarnaast wordt eveneens stilgestaan bij de invulling van het kwaliteitsbegrip binnen de OCMW-hulpverlening. Het maatzorgconcept vormt hierbij een belangrijke inspiratiebron.
|
Het doelgroepperspectief binnen de Antwerpse OCMW-hulpverlening: sleutel tot kwaliteit
|
[
"Economics & Business"
] |
c:vabb:160788
|
Tijdens het schooljaar 2006-2007 onderzocht het Hoger instituut voor de arbeid (HIVA - K.U.Leuven) reeds voor de vierde keer de studiekosten in het secundair onderwijs. Dit rapport brengt verslag uit over hoeveel ouders betalen om hun kind naar school te laten gaan en over de evolutie ten opzichte van het vorige onderzoek. Eén van de belangrijke vaststellingen is dat het secundair onderwijs zeker niet kosteloos is en dat er blijvend werk moet gemaakt worden van kostenbeheersing. Ook al zijn de studiekosten niet toegenomen, toch is er een dalende tevredenheid waar te nemen bij de ouders. Door middel van multilevelanalyse werd nagegaan welke individuele kenmerken en schoolkenmerken een invloed hebben op de hoogte van de studiekosten.
|
Studiekosten in het secundair onderwijs. Wat het aan ouders kost om schoolgaande kinderen te hebben
|
[
"Economics & Business"
] |
c:vabb:160790
|
De trajectbegeleiding van werklozen is een belangrijke exponent van het actief arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen. Met de sluitende aanpak wordt een steeds grotere groep werkzoekenden bereikt. Hoe gaan de begeleiders van de VDAB en andere organisaties voor werkzoekenden om met de hoge Vlaamse en Europese streefcijfers die de sluitende aanpak met zich meebrengt? Is dit beleid gericht op ‘iedereen een traject’ even succesvol voor alle groepen? En wat vinden de werkzoekenden er zelf van? Dit implementatie-onderzoek kijkt ‘onder de motorkap’ van de trajectbegeleiding in Vlaanderen. Het peilt in drie delen de diepte van de kloof tussen beleid en uitvoering en analyseert de onbedoelde en ongewenste gevolgen van de Vlaamse en Europese sturing.<br> Deel 1 van de reeks bevat de neerslag van diepte-interviews met verantwoordelijken en consulenten van de VDAB in zes werkwinkellocaties in 2003. Dit deel bevat eveneens een geïntegreerd overzicht van bevindingen en aanbevelingen op basis van de drie deelrapporten. De andere delen behandelen de werkomgeving en uitvoeringspraktijk op basis van een schriftelijke survey bij consulenten (deel 2) en de inhoud van de trajecten, de kwaliteit en tevredenheid ervan op basis van een telefonische survey bij werkzoekenden (deel 3).
|
De trajectbegeleiding van werklozen in Vlaanderen: de kloof tussen beleid en uitvoering
|
[
"Economics & Business"
] |
c:vabb:160927
|
Overheden opereren vandaag in wat genoemd wordt een interactieve omgeving met diverse partners. Ook burgers worden hierbij meer en meer als gesprekspartner erkend. Binnen het Vlaamse milieubeleid zijn er diverse initiatieven die deze betrokkenheid van burgers concreet vorm geven. Het gaat om een rijke diversiteit aan praktijken, zoals de schriftelijke reacties in het kader van een openbaar onderzoek, gemeentelijke adviesraden, comités met omwonenden, eigenaars en gebruikers van een gebied, informatie op websites en folders in het kader van de openbaarheid van bestuur, bosgroepen, tot en met een regionaal landschap. Ons onderzoek analyseerde die diversiteit aan initiatieven, met aandacht voor zowel de kwaliteit van het participatieproces als voor de specifieke kenmerken van het Vlaamse milieubeleid waarbinnen deze participatie vorm krijgt. Beide aandachtspunten, participatieproces en institutionele context, zijn van belang om inzichten te genereren over hedendaagse vormen van burgerparticipatie.
|
Participatie aan het Vlaamse milieubeleid: een diversiteit aan praktijken
|
[
"Economics & Business",
"Educational Sciences"
] |
c:vabb:160963
|
Met deze publicatie worden vormingswerkers ingeleid in het brede domein van het levenslang en levensbreed leren. Ze richt zich in eerste instantie tot de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen, maar ook tal van andere professionelen zoals animatoren, cultuurwerkers, jeugdwerkers, trainers, opleiders enz. vinden er aanwijzingen in terug om hun professioneel handelen te verbeteren. Er wordt ingezoomd op het ontwerpen van vormingsactiviteiten, de meest gangbare concepten van leren in de wetenschappelijke literatuur en er wordt stilgestaan bij drie handelingsperspectieven om het leren en leerprocessen professioneel te ondersteunen. 'Leren voor vormingswerk' bevat een compacte maar ongekende bron aan informatie voor al wie zich inlaat met de hedendaagse principes van permanente vorming en levenslang en levensbreed leren.
|
Leren voor vormingswerk: Concepten voor het faciliteren van leren
|
[
"Educational Sciences"
] |
c:vabb:160964
|
In deze bijdrage staat de participatie van burgers aan het milieubeleid centraal. Het is een actor die meer en meer diverse gezichten laat zien en veel meer dan vroeger een ‘eigen’ stem ontwikkelt in het milieu- en natuurdebat. Zowel op internationaal (vb. Agenda 21, Verdrag van Aarhus) als op Europees niveau (vb. richtlijn 2003/35/EG, Kaderrichtlijn Water) wordt participatie van burgers als een centrale richtlijn voor het milieubeleid naar voren geschoven. Centrale stelling van deze bijdrage is de nood aan het gericht inzetten van participatie en dit op basis van het zoeken naar de juiste maat (dosering) van participatie. Een onderscheid tussen een minimale (een actorenmatrix) en maximale invulling (een participatieplan) van participatie is hierbij van belang. Het invullen van een actorenmatrix is naar uitdaging te vergelijken met het in kaart brengen van de biotische en abiotische kenmerken van een gebied. Het gaat om het ontwikkelen van relevante indicatoren van het lokale netwerk in een gebied.Een participatieplan is op deze inventaris gebaseerd. Het is een stappenplan over wanneer in het planningsproces, welke actoren uit de uitgebreide actorenmatrix, op welke manier zullen gestimuleerd worden een bijdrage te leveren. Zowel ‘werkvormen’, ‘analysemethoden’ en ‘discussietechnieken’ kunnen hiertoe worden ingezet. Uit casestudies blijkt dat niet het ‘hoe’ van participatief milieubeleid het probleem stelt. Het is de vraag naar het ‘waarom’ die moeilijk te beantwoorden blijft.
|
Op zoek naar de juiste maat voor participatie
|
[
"Economics & Business",
"Educational Sciences"
] |
c:vabb:160993
|
Het bevorderen van een positief leerklimaat wordt in beleidsteksten en in beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek regelmatig naar voor geschoven als remedie voor de te lage participatie aan levenslang en levensbreed leren. Wat men precies verstaat onder het begrip ‘leerklimaat’ en wat men precies zou moeten doen om een positief leerklimaat tot stand te brengen is veelal onduidelijk. In dit rapport wordt het concept ‘leerklimaat’ uitgewerkt en worden strategieën gebundeld om een positief leerklimaat te bevorderen.<br><br> In het eerste deel wordt het concept ‘leerklimaat’ bestudeerd aan de hand van wetenschappelijke literatuur, via analyses van leerweerstanden en –belemmeringen en door na te gaan op welke factoren en met welke strategieën men in goede praktijkvoorbeelden leerweerstanden en –belemmeringen probeert weg te nemen. Vervolgens wordt een model ontwikkeld dat aangeeft hoe mensen komen tot educatieve participatie en welke factoren dat proces beïnvloeden. Dat model vormt het bredere kader waarbinnen het concept ‘leerklimaat’ een bijzondere plaats en betekenis krijgt. <br><br> Het tweede deel van het rapport bevat strategieën die men kan aanwenden om de participatie aan levenslang en levensbreed leren te verhogen. De klemtoon ligt hier op strategieën gericht op laaggeschoolden, één van de groepen die minder dan gemiddeld participeren aan leren. Ter illustratie zijn beschrijvingen van meer dan 25 voorbeelden van goede praktijken uit binnen- en buitenland opgenomen in het rapport. <br><br> Verschillende actoren, zoals de overheid, aanbieders van vorming en opleiding, toeleiders, werkgevers, actoren uit belendende sectoren zoals welzijnszorg … vinden in dit rapport aanknopingspunten om bij te dragen aan een positiever leerklimaat.
|
Naar een positiever leerklimaat in Vlaanderen
|
[
"Educational Sciences"
] |
c:vabb:161073
|
Elke Van Hellemont buigt zich over de criminaliteit onder de Marrons, de oorspronkelijke binnenlandbewoners van Suriname. Wat zijn de oorzaken van hun oververtegenwoordiging in Surinaamse gevangenissen? Van Hellemont gaat aan de hand van concepten uit Agnew's General Strain Theory op zoek naar de antwoorden en komt tot nieuwe inzichten. Straatcodes en rapmuziek blijken een belangrijke rol te spelen bij de gedetineerden, die zij typeert als regelovertreders, "wannebe's" en navolgers.
|
Van de stam naar de straten van Paramaribo, gedetineerde Marrons en hun criminele loopbaan
|
[
"Criminology"
] |
c:vabb:161094
|
Het werk van de Pools-Britse socioloog Zygmunt Bauman (1925) wekt internationaal in toenemende mate belangstelling op. Jaarlijks verschijnt er heel wat materiaal van de hand van Bauman zelf en zijn denken wordt intens bediscussieerd in vaktijdschriften, conferenties en boeken. De afgelopen jaren heeft Bauman daarbij heel wat aandacht besteed aan de schaduwzijde van wat hij de vloeibare moderniteit noemt: de plaats van criminaliteit, onveiligheid, geweld, sociale uitsluiting en armoede in sociale condities die onzeker, instabiel en daardoor vloeibaar worden. Dit boek bundelt origineel werk van auteurs uit Nederland, Vlaanderen en Groot-Brittannië en bevat drie naar het Nederlands vertaalde hoofdstukken waarin Zygmunt Bauman zelf aan het woord wordt gelaten. Het werk van Bauman bekoort en inspireert lezers over disciplinaire grenzen heen en dit blijkt ook uit de samenstelling van deze bundel. De schrijvers van dit boek zijn geschoold in drie verschillende disciplines: filosofie, sociologie en criminologie. De hoofdstukken in deze bundel geven een mooi beeld van het recente werk van Bauman en tonen hoe zijn denken vruchtbaar gemaakt kan worden in debatten over het eigen karakter en de uitdagingen van onze hedendaagse samenleving.
|
Zygmunt Bauman. De schaduwzijde van de vloeibare moderniteit
|
[
"Other Disciplines",
"Criminology"
] |
c:vabb:161137
|
In De Vlaamse advocaat worden de resultaten gepresenteerd van een empirisch rechtssociologisch onderzoek naar het profiel van advocaten die zijn verbonden aan een van de balies in Vlaanderen en aan de Nederlandstalige balie te Brussel. Het onderzoek werd in opdracht van de Orde van Vlaamse Balies uitgevoerd door een onderzoeksteam van de Katholieke Universiteit Leuven en de Universiteit Gent. Het boek bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt het kwantitatieve onderzoek naar het profiel van de Vlaamse advocaat voorgesteld, gevolgd door de resultaten ervan. Vanwege de verschillen tussen advocaten-stagiairs en tableau-advocaten is deze informatie opgedeeld in twee hoofdstukken. In het tweede deel reflecteren twee externe auteurs op de onderzoeksresultaten en plaatsen deze in een bredere context. Op die manier overstijgt deze publicatie de grenzen van het kwantitatieve onderzoek, en geeft ze eveneens een meer algemeen beeld van de grote ontwikkelingen in de advocatuur en enkele toekomstige trends. De onderzoeksresultaten en reflecties in De Vlaamse advocaat bieden een belangrijk aanknopingspunt voor verder onderzoek. Ook is het boek van belang voor personen die een betere kijk op de beroepsgroep van advocaten willen ontwikkelen.
|
Het profiel van de Vlaamse advocaat
|
[
"Other Disciplines",
"Criminology"
] |
c:vabb:161303
|
De problematiek van milieuvluchtelingen lijkt op het eerste zicht eenvoudig. De industrielanden veroorzaken milieuproblemen en die problemen veroorzaken vluchtelingenstromen. Milieuproblemen dragen onmiskenbaar bij tot de vluchtelingenproblematiek, maar dit wil niet noodzakelijk zeggen dat we een bepaalde groep effectief kunnen benoemen als milieuvluchtelingen. De term milieuvluchtelingen omvat enerzijds een te grote diversiteit van subgroepen en anderzijds zijn concrete migraties steeds het gevolg zijn van een wisselwerking van verschillende factoren. Een beleid dat zich toespitst op de vluchtelingen zelf vereist een opdeling van de groep milieuvluchtelingen. De notie milieuvluchteling leert ons onrechtstreeks wel dat milieuvervuiling bijdraagt tot menselijk leed en confronteert de industrielanden met hun verantwoordelijkheid op dat vlak.
|
Milieuvluchtelingen: betekenis, verantwoordelijkheden en beleidsopties
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161305
|
De zoektocht naar zin heeft het menselijk bestaan steeds getekend. Vandaag voelt de mens zich vaak verplicht om die zin in het bestaan voor zichzelf te creëren. Maar telkens stoot de zelfgerichte mens op de grenzen van de onmenselijkheid, de eenzaamheid en de verveling, het geweld, het economische egoïsme, het lijden en de dood. Het zijn fundamentele ervaringen die de denkbeeldige rust en zelfgenoegzame onverstoorbaarheid van de mens tot crisis brengen. De mens als actieve zingever houdt zichzelf wellicht illusies voor. Vooral in de confrontatie met de andere mens, met het slachtoffer langs mijn levensweg, wordt mijn eigen zingeving tot crisis gebracht. Maar dan wel een `crisis´ waardoor een nieuwe zinservaring kan ontstaan in de keuzes die ik maak. In dit boek nemen de auteurs de lezer mee op een weg van filosofische dieptelezing van teksten van Rosenzweig, Levinas, Nietzsche, Dostojevski, Kafka en de Bijbelse boeken Genesis en Lucas - teksten over crisis en zin die cirkelen rond één centrale inzet: het proces van menswording.
|
De rode huid van Adam. Verhalen over crisis en zin
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161396
|
Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende medische beslissingen bij het levenseinde met aandacht voor prevalentie en omschrijving. Vervolgens worden ze alle benaderd en geëvalueerd vanuit het personalistische denken.
|
Medische beslissingen bij het levenseinde
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161397
|
In het artikel wordt het personalistische denken voorgesteld in discussie met het objectivisme en het individualisme. De verschillende dimensies van het persoon zijn worden verkend. De tekst besluit met de voorstelling van een in de praktijk ontwikkeld ethisch gespreksmodel bij het maken van keuzen.
|
De persoon is de maat van de ethiek
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161398
|
De medische mogelijkheden in het ziekenhuis kennen een zeer grote explosie. De dringende vraag die zich hierbij stelt, luidt hoe deze kansen kunnen worden afgestemd op het welzijn van de menselijke persoon. Vanuit vijftien jaar ervaring in concreet ethisch overleg in de Medisch-Ethische Commissie willen de auteurs hun doordachte bevindingen presenteren aan een ruimer publiek. Het eigene van dit boek bestaat in het feit dat het geschreven is op het kruispunt tussen theorie en praktijk. Het boek opent met een voorstelling van de werking van een medisch-ethische commissie. Daarna volgt een fundamentele reflectie over het christelijke personalisme dat in de instellingen van de Caritas-koepel wordt gebruikt bij de bespreking van ethische vragen. Vervolgens is er een sectie gewijd aan de vragen bij het levenseinde. Men vindt er een overzicht van de medische beslissingen bij het levenseinde maar ook concrete adviesteksten. Een volgend deel handelt over de patiëntenrechten en over de problematiek van de medische experimenten en de informed consent. Het geheel wordt afgerond met de relevante wetteksten. Dit boek heeft een duidelijk doelpubliek voor ogen: artsen werkzaam in een ziekenhuis, leden van medisch-ethische commissies, huisartsen, maar ook expliciet verpleegkundigen en studenten.
|
Zorg op maat van de mens. Ethisch overleg en advies in het ziekenhuis
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161400
|
De medische mogelijkheden in het ziekenhuis kennen een zeer grote explosie. De dringende vraag die zich hierbij stelt, luidt hoe deze kansen kunnen worden afgestemd op het welzijn van de menselijke persoon. Vanuit vijftien jaar ervaring in concreet ethisch overleg in de Medisch-Ethische Commissie willen de auteurs hun doordachte bevindingen presenteren aan een ruimer publiek. Het eigene van dit boek bestaat in het feit dat het geschreven is op het kruispunt tussen theorie en praktijk. Het boek opent met een voorstelling van de werking van een medisch-ethische commissie. Daarna volgt een fundamentele reflectie over het christelijke personalisme dat in de instellingen van de Caritas-koepel wordt gebruikt bij de bespreking van ethische vragen. Vervolgens is er een sectie gewijd aan de vragen bij het levenseinde. Men vindt er een overzicht van de medische beslissingen bij het levenseinde maar ook concrete adviesteksten. Een volgend deel handelt over de patiëntenrechten en over de problematiek van de medische experimenten en de informed consent. Het geheel wordt afgerond met de relevante wetteksten. Dit boek heeft een duidelijk doelpubliek voor ogen: artsen werkzaam in een ziekenhuis, leden van medisch-ethische commissies, huisartsen, maar ook expliciet verpleegkundigen en studenten.
|
Zorg op maat van de mens. Ethisch overleg en advies in het ziekenhuis
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161407
|
In het vorige nummer van Oikos bespreekt Patrick De Vos de verleidingskracht van het extreemrechtse populisme en geeft hij enkele aanbevelingen om die verleidingskracht te ontmijnen. De argumentatie van De Vos verloopt in drie stappen. Ten eerste schetst hij enkele bepalende kenmerken van het (extreemrechtse) populisme. Ten tweede beargumenteert hij op basis van het werk van de Belgische filosofe Chantal Mouffe dat het succes van extreemrechts het gevolg is van een typisch liberaal consensusdenken en van de vervlakking van het partijpolitieke landschap die daarmee gepaard gaat. Ten derde concludeert hij hieruit - in een ogenschijnlijk haastig toegevoegd postscriptum en opnieuw in lijn met de positie van Mouffe – dat het cordon sanitaire een ‘kapitale vergissing’ is. Hoewel Devos’ karakterisering van het populisme adequaat lijkt en hoewel Mouffes pleidooi voor een meer intense strijd op het politieke toneel steek houdt, wil ik in deze reactie aantonen dat de conclusie van Mouffe en De Vos om het cordon dan maar beter op te doeken hier helemaal niet uit volgt en zonder meer onhoudbaar is.
|
Wat met het cordon? Een reactie op Patrick De Vos
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161430
|
Een christelijke benadering van de medische ingrepen bij het levenseinde.
|
Hulp bij het menswaardig sterven
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161432
|
Bespreking van enkele aspecten van de ouderdom zoals beschreven in de Bijbel.
|
Zo oud als Methusalem. Ouderdom in de Bijbel
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161437
|
Een beschrijving van het ouder worden als levenslang groeiproces; de ouderdom in de hedendaagse wereld; de verschillende aspecten van het ouder worden; de zelfperceptie.
|
De vele gezichten van het ouder worden. Ieder mens heeft zijn eigen verhaal
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161474
|
In het dialogische denken wordt een ternaire structuur ontwikkeld. De eerste persoon verschijnt als de op zichzelf besloten gestalte van de vrijheid; de tweede persoon als de interruptie van deze vrijheid door het ‘jij’ en de derde persoon als de objectieve orde waarbinnen de geappelleerde vrijheid zich ethisch kan engageren. Vanuit een afstand ten opzichte van het dialogische denken ontwikkelt Ricoeur een alternatief ternair schema. De subjectieve vrijheid bevindt zich op de semantische as met de objectieve betekenis en op de pragmatische as van de relatie met de ander. De ander wordt gekenmerkt door een zelfde dubbel-zinnigheid. Hierdoor wordt er een symmetrische ruimte mogelijk die een hermeneutiek van de ander toelaat. Nochtans is deze symmetrische ruimte niet van een noëtische orde. Ze wordt fundamenteel gedragen door de ethische houding van respect. Deze ethische grondslag verwijst naar een intersubjectieve objectieve ruimte.
Door dit ternaire schema kunnen de drie momenten van de ethiek vanuit de ethische intentie worden begrepen. Hiermee wordt een van de belangrijkste moeilijkheden van het dialogische denken omzeild. Deze moeilijkheid bestaat erin dat er een sprong moet worden gemaakt vanuit de vrijheid naar de alteriteitsstructuur (de tweede persoon). Het handelingsveld (de derde persoon) kan niet meer zijn dan een ‘secundaire’ toegevoegde noodzakelijke structuur die de mogelijkheid aanbiedt aan de geappelleerde vrijheid zich concreet te realiseren in de werkelijkheid. Het ternair-hermeneutische denken van Ricoeur laat echter toe de betekenissen van de ethische intentie te begrijpen vanuit het menselijke verlangen zonder hierbij de ander te reduceren tot het ‘ik’.
|
Het respect voor de ander. De plaats van de tweede persoon in Ricoeurs ethiek
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161485
|
Dit boek is breed toegankelijk geschreven en behandelt de verschillende aspecten van het ouder worden. Het is bedoeld als een gezinsboek dat door elkeen kan gelezen worden.
|
Geloven, hopen en liefhebben tot in lengte van dagen
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161548
|
"Al de dagen van ons leven" is reeds decennia lang een betrouwbare gids voor moeders en vaders, jong- en langgehuwden, dochters en zoons, grootouders en kinderen. Kortom, voor iedereen, want elke mens heeft familiebanden. Het boek geeft inspiratie bij de hoogtepunten van het leven - van geboorte tot overlijden. Maar je kunt er ook elke dag in lezen en meegaan met de maanden en de seizoenen.
|
Al de dagen van ons leven. Christelijk gezinsboek voor de 21ste eeuw
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161566
|
Wanneer extremistische actoren opduiken in de politieke sfeer stelt zich voor democraten het dilemma van de tolerantie: als we de fundamentele waarden van tolerantie, vrijheid en respect willen hooghouden, hoe tolerant moeten we dan zijn ten aanzien van diegenen die intolerantie prediken? In antwoord op dit dilemma verdedigen we in dit artikel een 'concentrisch' model van een weerbare democratie. Volgens dit model moeten de bekommernissen van extremistische kiezers ernstig genomen worden, maar moeten extremistische partijen zelf actief bestreden worden.
|
Politiek extremisme en de weerbaarheid van de democratie
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:161616
|
De film Va, vis et deviens van Mihaileanu wordt vanuit de joodse achtergrond geïnterpreteerd als het verhaal van de menswording en identiteitsvorming. Het talmudische scheppingsdenken van Levinas is de concrete achtergrond. De reflexieve beschrijving biedt ook aanknopingspunten om de film in groepsverband uit te diepen.
|
Va, vis et deviens
|
[
"Philosophy"
] |
c:vabb:162031
|
Bijdrage aan de ACV-publicatie ter voorbereiding van de ACV-dagen 2005.
|
Over verdelen en delen: naar een Vlaamse ontwikkelingssamenwerking
|
[
"Political Sciences"
] |
c:vabb:162244
|
Dit zakboek geeft een korte inleiding in de bouw en de werking van zenuwcellen en hun relatie tot ons gedrag. Er wordt een systematische beschrijving gegeven van het proces dat begint bij de waarneming van prikkels, hun vertaling naar zenuw¼impulsen, hun bewuste waarneming en de uiteindelijke planning en uitvoering van reacties en bewegingen. Registratie, verwerking en opslag van informatie in de hersenen worden kort besproken, alsook de manier waarop onze hersenen bijdragen tot het tot stand komen van emotionele reacties. De tekst baseert zich op de
|
De Zenuwcel: Zakboek Neurofysiologie
|
[
"Psychology"
] |
c:vabb:162367
|
In het artikel wordt een instrument besproken voor peerevaluatie. In dit korte bestek wordt aandacht geschonken aan: - het instrument: waartoe dient het, hoe werkt het, welke communicatie voer ik errond; - het integreer ik het instrument in mijn lespraktijk. Het uitgangspunt van het artikel is praktisch van aard. In een eerste deel wordt het instrument zeer duidelijk omschreven zodat men er direct mee aan de slag kan. Er wordt aangegeven wat de mogelijkheden zijn en tot welke finaliteit het leidt. Immers, nie alle vormen van peerevaluatie zijn geschikt om om het even welk doel te bereiken. In een tweede deel wordt aandacht geschonken aan de implementatie in het onderwijs. Het invoeren van een nieuwe evaluatievorm vereist immers ook een aanpassing van de werkvorm. Er worden tips en valkuilen gegeven die - komende uit de praktijk - je als leerkracht direct inspireren om ermee aan de slag te gaan. Inleidend worden een aantal begrippen uitgelegd en achteraan het artikel is een bibliografie voorzien die ter verdieping van dit thema kan worden geraadpleegd.
|
Een praktische leidraad bij de invoering van een instrument voor peerevaluatie
|
[
"Educational Sciences"
] |
c:vabb:162508
|
De masteropleiding Sociaal werk van de K.U.Leuven organiseerde op 14 maart 2008, samen met Genderstudies van de K.U.Leuven, haar eerste internationale lenteseminarie met als gast Joan Tronto. Joan Tronto is verbonden aan de City University of New York en doceert politieke wetenschappen en vrouwenstudies. Ze verwierf in de jaren negentig internationale faam met haar boek 'Moral boundaries: a political argument for an ethic of care'. Tijdens het lenteseminarie gaf Joan Tronto een introductie over haar benadering van zorgethiek. In het tweede gedeelte reflecteerden drie Vlaamse sociaal werkers vanuit hun ervaring op de theorie van Tronto: Liesbet Smeyers, teamcoördinator en maatschappelijk werker op het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling in Leuven, Cis Dewaele, coördinator van Vlaams Straathoekwerk Overleg en Lieve Vanderlinden, diensthoofd Sociaal werk UZ Leuven. In deze bijdrage willen we eerst stilstaan bij de theoretische uitgangspunten van Tronto. Daarna geven we een korte samenvatting van de reacties van de Vlaamse sociaal werkers over de bruikbaarheid van dit kader.
|
Uitgangspunten van de zorgethische benadering van Joan Tronto: reacties vanuit het Vlaams sociaal werk
|
[
"Sociology"
] |
c:vabb:162513
|
Dit dossier rapporteert over de ervaringen die in het PASO project zijn opgedaan inzake het beheer van grote databanken zoals de PASO-databank. Meer bepaald was het de bedoeling om deze databank ter beschikking te stellen voor gebruik door derden-wetenschappers. Onder andere omdat het hier een databank betreft met gegevens over organisaties zijn specifieke maatregelen uitgewerkt om de zorg voor privacy van de respondenten te verzoenen met een ruimere beschikbaarheid van de data voor de wetenshappelijke valorisatie ook buiten het project. Om dit te verwezenlijken is ook gekeken naar buitenlandse ervaringen met analoge databanken. Een bruikbaar rapport voor wie met analoge problemen zit inzake het ter beschikking stellen van gegevens aan derden-gebruikers.
|
Dossier - Werken met enquêtedata: ervaringen met het project ‘databeheer’ van het Panel Survey of Organizations in Flanders
|
[
"Sociology"
] |
c:vabb:162535
|
De stembusgang van 18 mei 2003 en 13 juni 2004 staan geboekstaafd als de meest gemediatiseerde en gepeilde verkiezingen ooit. Op uiteenlopende manieren poogden de media het politieke gebeuren van de federale en regionale verkiezing dichter bij de burger te brengen. Enerzijds was er een inflatie van infotainment, duiding en debatten in allerlei programmaformats, anderzijds poogde men de verkiezingen via peilingen en voorspellingen reeds in een zeer vroeg stadium te ensceneren. Over de rol van de audiovisuele media in de politieke berichtgeving vloeide al heel wat inkt. Critici hebben het over de verkleutering, opleuking, banalisering, anekdotisering en personalisering van het politieke debat, terwijl de bagatellisering en normalisering van het Vlaams Blok, zeker in 2003, een ander hot item was. Hoewel niet al deze kritieken hout snijden, de media alvast niet voor alle zonden van Israël en alles wat misloopt verantwoordelijk gesteld kunnen worden en er zeker niet van beschuldigd kunnen worden het democratisch gehalte van de samenleving te ondergraven, is en blijft een fundamenteel, genuanceerd en onderbouwd debat over de maatschappelijke rol en impact van de media op z’n plaats. Desondanks komt het vooral het mediasysteem zelf toe om zijn optreden en functioneren kritisch te evalueren en zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen.
|
Stemtesten: wetenschap en media
|
[
"Sociology"
] |
c:vabb:162630
|
De jarenlange studie van de sociale en culturele ontwikkelingen, en een tijdvretende verzameling en analyse van miljoenen demografische gegevens, leren dat er over de negentiende eeuw hardnekkige misverstanden bestaan. De negentiende eeuw was niet de eeuw van de man, maar van de vrouw, niet de eeuw van de industrialisering, maar van de tertialisering, niet de eeuw van de ongeschoolde fabrieksarbeider, maar van de thuiswerkende huismoeder, niet de eeuw van blauw of rood, maar van paars. Dat is het wonder, het raadsel en het drama van de negentiende eeuw.
|
De mateloze negentiende eeuw: bevolking, huwelijk, gezin en sociale verandering
|
[
"Sociology"
] |
c:vabb:162645
|
Dit artikel beschrijft een aantal beleidsrelevante aspecten van de mantelzorg voor ouderen met dementie en psychiatrische patiënten in het Vlaamse zorglandschap. Een eerste inleidende paragraaf begint bij een begripsomschrijving van formele en informele zorg, waaronder mantelzorg. Actuele ontwikkelingen in de zorg die een impact hebben op mantelzorg worden weergegeven. De tweede paragraaf beschrijft de zorglast en veerkracht die mantelzorgers van ouderen met dementie en van personen met psychische problemen ervaren. Eerst wordt in dit hoofdstuk de zorgervaring besproken. Vervolgens gaan we dieper in op de verschillende mate van belasting die het type van verwantschap doorgaans met zich meebrengt. Ten derde beschrijven we de potentieel positieve en groeibevorderende gevolgen van mantelzorg. De derde paragraaf bespreekt de zorgrelatie, een centrale factor voor de kwaliteit van mantelzorg, aan de hand van een onderzoeksmodel. In laatste instantie wordt een overzicht geboden van de beleidsaanbevelingen die door de onderzoekers doorheen de verschillende projecten in de lijnen “zorg voor personen met dementie en zorg voor personen met ernstige en langdurige psychische problemen geformuleerd werden.
|
De mantelzorg. Over zorglast, veerkracht en het belang van een goede relatie.
|
[
"Sociology"
] |
c:vabb:162679
|
Wanneer een familiebedrijf naar de volgende generatie gaat, kan het geconfronteerd worden met meer complexiteit: meer aandeelhouders, familietakken, familiale leidinggevenden, ... Bedrijfsfamilies kunnen formele instrumenten (familiaal charter, familievergaderingen, ...) hanteren om die complexere familiale relaties te beheren. Bedrijfsfamilies kunnen de nakende of bestaande complexiteit ook beantwoorden met het invoeren van eenvoud in de eigendoms-, bestuurs- en/of managementstructuren. Ze snoeien dan de familieboom: vermindering van het aantal aandeelhouders, van het aantal leidinggevenden, van het aantal familietakken, enzovoort. De vragen 'Wat, waarom en hoe snoeien?' en 'Wat zijn de gevolgen hiervan?' komen uitvoerig in dit boek aan bod en ze worden vanuit verschillende invalshoeken belicht (management, familiaal, juridisch-fiscaal, ...).
|
De familieboom snoeien: naar eenvoudige structuren voor eigendom, bestuur en management
|
[
"Sociology"
] |
c:vabb:162684
|
Dit artikel bestudeert armoede onder zelfstandige ondernemers in België via een kwantitatieve en kwalitatieve aanpak. Uit het onderzoek blijkt dat armoede onder hen iets aparts is. Ongeveer een derde van de zelfstandigen bevindt zich onder de armoedegrens van de volledige Belgische bevolking. Het is niet mogelijk om een precies profiel te tekenen van de zelfstandige ondernemers in armoede. Er zijn verschillende oorzaken die leiden tot armoede onder zelfstandige ondernemers, waardoor armoede er een meervoudig probleem vormt. We eindigen met concrete beleidsaanbevelingen, omdat er vooralsnog geen geïnstitutionaliseerde ondersteuning voor zelfstandige ondernemers in nood bestaat.
|
Armoede onder zelfstandige ondernemers in België: een miskende en aparte realiteit
|
[
"Sociology"
] |
This dataset is based on the VABB dataset, the Flemish Academic Bibliography for the Social Sciences and Humanities.
If you find our paper, benchmark or models helpful, please consider cite as follows:
@misc{banar2025mtebnle5nlembeddingbenchmark,
title={MTEB-NL and E5-NL: Embedding Benchmark and Models for Dutch},
author={Nikolay Banar and Ehsan Lotfi and Jens Van Nooten and Cristina Arhiliuc and Marija Kliocaite and Walter Daelemans},
year={2025},
eprint={2509.12340},
archivePrefix={arXiv},
primaryClass={cs.CL},
url={https://arxiv.org/abs/2509.12340},
}
The data source:
@misc{aspeslagh2024vabbshw_blx,
author = {Aspeslagh, P. and Guns, R. and Engels, T. C. E.},
title = {{VABB-SHW}: Dataset of Flemish Academic Bibliography for the Social Sciences and Humanities},
version = {edition 14},
year = {2024},
publisher= {Zenodo},
doi = {10.5281/zenodo.14214806},
url = {https://doi.org/10.5281/zenodo.14214806},
urldate = {2025-08-14},
type = {Data set}
}